68 T H E S A U R U S
T A B U L A QUINQUAGESIMA ET OCTAVA.
Nu m . T. 2. & 3. Cum Tab. x x y . fpeciem hulc fimilem propofuerimus, denuo nunc
varietatem ejus exhibemus ilU geminam, quce apud Merianam depifta invenitur. Eruca
non multum difiert, paulo dilutiore tantum colore, grifèo fufco tinda. ElegantifTima Phalxna
maximam partem, fuperne, ex citrino flava, umbrantibus vclut toeniis rufis, quibus alba; fafcio-
Jte aUbciatcc funt, ornatur. Medio cujuscjue alas ovata macula, pellucida habetur, quam, in alis
anticis, latus primum annulus ex rufo fufcus, huncque alius anguftior, niger ambit: in pofticis
autem bini hi annuli, interpofito tertio, luteo, quem haphe format, difîinguuntur. Longe alia
eft prona faciès. Media eaque maxima pars ex dilute albido rufa eft, gilvis lineis transverfis
obduiSla; circumferentia alarum fufca- macular ovat£e, praeter memoratos annulos faciei fupira3,
alio infuper tenui, luteo gaudent. Idem, quod priores, nomen Specukris gerit.
Num. 4. & 5. Concolor utraque facie Phakna, languide flava, quatuor ocellis, medio rufis,
annulo primum dilute flavo, tum altero rufo cinftis. Chordce ora^que alarum quoque pallide
ruf®. Corpus fuperne flavum, nigris fafciolis; inferne totum nigrum.
Num. 6. & 7. Hujus & color & adumbratio fimilis eft. Aloe liipra, prope corpus, etiam
rufoe funt: infra /parfim aliquid faturate flavi immixtum eft.
Num. 8. 9. & 10. Tranfparens 2.ut Specularis ifta major ab ilüs denuo, quas Tabula fuperiore
exhibuimus, difcrepat. Eruca inufitatoe magnitudinis eft, ex flavefcente rufa, valde fpinofô.
Phalasna fupra ex fubfufco rubra, faturatius rubris figuris pifta, feriem lunularum contiguarum,
albarum monftrat, per alas utrasque defcendentium; in medio quatuor areas pellucentes. Corpus
utraque facie nigrum. Anterius , prope alarum anticarum apices, nigra cernitur macula,
lunula alba ornata , tribusque infuper faiciis grifeis ftipata. Prona facies ejusdem fere coloris
e f t : at quatuor arese ipeculares nigro margine includuntur, feriemque undulatam lunularum albarum,
in alis pofticis, nigra velutï umbra relevât. Chinenfis eft, led tamen & in Malacca invenitur.
Num. II. 12. & 13. Eruca lêcund^e hujus fpeciei Phaloenoe Specukris American£e mino-'s,
cujus varietatem Tabula proecedente num. 4. î - & 6. dedimus, conformatione aliquanto fmiilior
e f t illi, quam Meriana exhibet; at colore, qui in aurantium vergit, omni modo differt. Quo-^
circa fi nulla alia daretur diverfitas, certo videretur alFerendum eftè, id ex eo proficifci, quod
omnes, quas heic prupuuimu^,, eÂuùcoe Eruca;, liquurc fpiricuofo perfufe, adeoque mortuoe, ad
nos delatoe, nativos fïios colores, pariter ac Pifcibus evenit, amilerint. Hujus Ipeciei media area
longe obfcurius ex grilèo fufca eft. Aloeanticai haud fecus, ac in fuperiore, Tab. LVJI. exhibita
fpecie, quatuor maculis, pellucidis, glaciei Marine oemulis, quoe tenui fimbria, grifea,
undulata nituntur, fuperbiunt. Fimbria huic adjacet fafcia pallide rofei coloris, quam porro
alia fuccingit, ex dilute fufco rufula. Apices alarum anticarum aliquid nigroe picluroe habent.
O r a m
ACIIT-EN-VYFTIGSTE TAFEREEL.
^ ^ P Tab. XXV. cen diergelyke f N. I. 2. 3. _ _ oor t als dc-
" z e vertoond hebbende, geven wy'er hier
•wederom eene , die zoo wel als de by Meriaan afgebceldt,
een verfchillende foort is. De Rups, als hier maar een
weinig lichter van kleur , naraentlyk graauw - bruin zj-nde ,
verlchilt weinig. De bovenzyde dezer fchoone Nacht-Kapel
is raeerendeels geel - citroenkleurig , de fchaduwachcige tekening
is rofchkleurig , tuflchen en cegens welke zich witte
ftreepen of banden vertoonen. In het midden , op elke
v l e u g e l , ziet men een ovaale vlak, welke doorfchynend is;
om deze loopt, op de voorvleugels, eerft een breede bruinl
o s f c h e , en daar na een finaDe zwarte rand, en op de achtervleugels
maakt de gecle grondkleur tulTchen den bruinrosfchen
en zwarten rand, nog een rand. De onderzyde
• v e r f chi l c merkelj'k, het binnenfte en grootfte gedeelte is hier
licht witachtig-rolchkleurig, hier over loopcn vaale dwars
ftreepen ; de rondom lopende rand der vleugels is bruin.
D e ovale vlakken hebben hier nog een fmal geel randje
meer, dan op de bovenzyde. Men noemt haar, even gclyk
de voorige, Spiegeldrager.
N . 4. 5. Onder en boven is deze Nacht-Kapel eveneens.
D e kleur is flaauw-geel; de vier oog-vlakjes zyn in 't midden
rofchkleurig, verder volgt cen licht-geel randje en daarom
een rosfche rand. De ftreepen en kanten der vleugels
2yn mede flaauw rofchkleurig. Het lyf is op de bovenzyde
^ c e l , met zwarte bandjes, en van onderen geheel zwart.
N . 6. 7. Deze heeft dezelfde kleur en tekening ; op de
b o v e n z y d e , by 't l y f , zyn de vleugels mede rolchkleurig.
D e onderzyde heeft iiier en daar eenige hoog • geel e kleuren.
N . 8. 9» 10. Deze twede foort van groote Tranfpirant of
SpieRel-dragcr^ verfchilt wederom met die wy op de voorige
Tab. verbeeldt hebben,
i geelachtig-rofchkleurig
bovenzyde is bruinachtig-rood, mct^nog donkerder-roode te",
kening. De nederwaarts loopende ftreep , uit golfachdge
vlakjes beftaande, is wi t ; de vier middelvlakken zyn doorfchynend;
D e Rups, die ongemeen groot is,
is geelachtig-rofchkleurig , en ilerk gedoorend. De kiem-der
liet lyf is onder en boven zwart, en bovenaan,
naar de einden der voorvleugels, is een zwarte vlak, met
een wit halfmaantje , nevens drie graauwe llfeep-vlakken.
D e kleur der onderzyde verfchilt genoegfaam niets, doch
hier ftaan de vier doorfchynende vlaldcen in een zwart randj
e 5 de witte golfachtige en nederlopende vlakken ftaan op
de achtervleugels tegen een zwarte fchaduw. Deze is uit
China, doch zy valt ook in Malakka.
N . 1 1 . 1 2 . 1 3 . D e Rups dezer tweede foort van Weft-Indifche
kleine SpiegeUrager, waar van op voorgaande Tafer. N. 4 5. en
6. een verfchillende vertoond is, komt in gedaante iets meer
met die van Meriaan overeen, doch dc kleur, welke hier naar
't oranje trekt, verfchilt in allen opzigte. Waren 'er nu geene
andere verfchillen, zekerlyk zou men denken, dat dit
zyn oorfpronk nam daarvan, dat alle de hier verbeeldt wordende
uitlandfche Rupfcn ons in de Liquor, en dus dood,
worden overgezonden, en naar welke zy, even gclyk de
visfchen , hunne natuurlyke kleuren verliezen. De middclfte
grondkleur dezer foort is veel donkerder en graauw-bruin,
o p de vicrvleugels ziet men , even als by de voorige op
Tab. LVII. verbeelde foort, vier cioorfchyiicnde en als Moscovifch