l.,l . I
vi "
Ï 4 T H E S A U R U S
Num. 9. 10. 11. 12. Eruca xquc ac Nympha dilute fufco funt colore. Papillonis fuperna
f a c i e s , priori fimilis, eo faltein difFert, quod ambitum alarum obtcgens umbra, faturate grifea,
minus lata f i t , neceoufque, ur in prfccedenti fpecie, per aream mediam fefe effundat. Ima contra
facies multum difcrepat :etenim ,eodem quidem pigmento ex helvo fufco perfufa, duas tantum
cxhibet lituras, albidas, obliquo duau per utrumque par alarum protenfas, poftica parte convert
gentcs. Alas duntaxac pofleriores quatcrni infuper ocelli albis nigrifque annulis confpicui décorant.
Num. 13. 34. Papilio fuperne helvo fufcus, medio alarum^ prope truncum corporis , albida
quafi farina conlperfus eft. Circumferentiam alarum obfcura quoedam feries ocellorum , areaj,
quam occupant, ferme concolorium, at nigro circello infcriptorum, exornat. Ima facie, intra
convergentes lituras nigras albafque color cinereo luceus, nigris lineolis varius, regnat; externa
v e r o fede helvo fufcus. Ala; poftica; fuam fingula: proe fè ferunt feriem ocellorum annulo nigro
cin61:orum.
Num. i^. 16. Papilio India; orientalis , elegantiiïïmus , utraque facie nigerrimus, fanguinei
ruboris maculis pidus.
Num. 17. iS. 19. 20. Eruca fordide lutea, fufcis maculis. Nympha ex dilute fufco refplendens.
Papilio facie fuperna niger5 maculis albidis denfe ftipatus, medio alarum, verfus pofleriora,
maculam monftrat proegrandem, pallide luteam. Ima facies valde difTimilis efl. Alarum anticarum
pars dmiidia prior lutea , ex albo maculata, prope truncum corporis, inque hujus ambitu
e x r u b r o & nigro varia, pellucentem quafi oftentat faciei averfoe grandem illam maculam, quce tamen
& plenius lutea heic e f l , & iimbria infuper faturioris flavedinis, alas pofticas ambience, ocel-
Jifque albis & punflis nigris variata , cingitur. Pars dimidia altera anticarum alarum , verfus
Oram, nigra, ex albo m^iculatur. Patria hujus animalculi efl Promontorium bonaD fpei & Angola.
Num. 2 1. 22. Papilio Americanus , perquam venuflus, niger, duabus tEeniis, latis , verfus
pofteriora convergentibus , ^curate viridibus , decoratur. Nonnulloe itidem fimiles maculoe alas
poflicas ad htera variant. Averfa facie color faturate fufcus, venulis nigris diflinftus, regnat,
aiïcque poflicoe fimbria cinguntur albis maculis varia, & in medio duas infuper ejufmodi maculas
albentes montrant.
Num. 23. Phakna exotica, helvo fufca, lineolis nigris interlHnéla , foemella proxime fequentis.
Num. 24. Prion's mafculus , ad dimidiam ufque partem alarum pallide luteus, nigris lineis variatur.
Quemadmodum autem papiliones diurni antennis filiformibus & proepilatis dignofcuntur ;
ita noaurnos conflanter diflinguit corporis major crafTities, turn quod antenna; mafculorum ut
plurimum veflitoe plumulis, foemellarum filiformes fmt j in utrifque tamen non proepilatje : id quod
fupra jam memoratum hoc loco repetere vifum efl,
Num. 25. Huic a b exteriores arantio rubore , interiores nitida flavedine tinfloe funt. Inter
Phal^enas fecundum modo expofita criteria referri debet, patriamque ,agnofcit Americam.
D e N y m p h i s vel Chryfalidibus, quce hac aliifque tabulis depidx exhibentur, confuli Froefatio
noftra poteih
N'. 9. 10. II. 12. Beide en Rups en Nimf van deze
Kapel, z)-ii licht-bruin. De bovenzj^de verfchilc niets mee
de voorige, dan dat de rondom dc vleugels ioopende donkergryzc
fchaduw wat fmalder is, en zich zoo ver niet, als by de
voorgaande foort, verfpreidt. Dc onderzyde is daar tegen zeer
vcrfciiillend: Dc grond-kleur is met.dc voorige egaal, en vaalbruin,
doch hier loopcn maar twee, onder tot elkander toeloopcnde,
witte ftrecpcn in een fchuinfche Lyn over alle de vier
vleugels. De achten^leugels hebben maai- alleen vier zwai-t
cn wit geringde oogjes.
N^ 13. 14. Dc bovcnzyde dezer Kapel is vaal-bruin, in
't midden by 't lyf is dezelve flofachtig wit. Rondom naar
dc kant der vleugels ziet men als een rand van oogjes, die
\yeinig met de grondkleur verfclüllcn, doch, met een zware
ringetje, omvat zyn. Aan de onderzyde, binnen dc zwarte
cn witte tot elkander tocfcliietcnde Ureepcn , is de kleur
afcli-gcel met zwaate Itreepjes , buiten de ftreep-lj^nen vaalbruin.
Dc achtervleugels hebben elk ccne' ry zwart geringde
oogjes.
15. i5. Dit fierlyk Kapelletje is aan beide zyden
[it-zwart en bloed-rood gevlakt. Het zelve valt in Oofliidien.
• Rups is \'uil-geel met bruine vlak»
jes, de Nimf is glimmend Hcht-bruin. Op de bovcnzyde is
dc Kapel zwart mctvecle witte vlakjes. In 't midden, naar
beneden , vertoont zich een groote llaauw-geele vlalc. De onderzyde
is veel verlchiUcnd. De boveniïe helft der voorvleugels
15 geel met witte vlakjes, bv en rondom het lyf rood
cn zwait, dan vertoond zich de groote vlak der bovcnzyde,
die hier gcelder is, en die door cenen nog geelderen rand der
achten'leugels, met witte ronde oogjes en zwarte puntjes verf
i e r t , omtrolvken wordt. De overige helft der voon'léiigels
is naar de kanten zwart met witte vlakjes. Deze Kapel valt
op de Kaap de goede Hoop, gelyk mede op Angola.
N . 21. 22. Deze fchone Kapel valt in Weft-Indien , is
zwart met t^vce breede onder tot elkander toeloopende fchuinfclie
donker-groene ftreepen. Dc achtervleugels hebben terzyde
ook cenige dergelyke vlakjes. Omgekeert zynde , is dezelve
donker-bruin , zwart geädert. De achtci-vleugels zyn
hier omringd met een' rand van witte vlakjes, en in 't midden
ziet men nog twee zuUce witte vlakjes.
N'. 23. Is een vreemd vaal-bruin met zwarte flrecpjes gevlakt
Uiltje, of Nachtkapelletje. Het is het wyfje van het
volgende.
N^ 24. Zynde het mannetje v&n het voorgaande , is ter
helfte van de vleugcis flaauw-geel met zwarte ftrcepjcs. Gclyk
nu de Dagicapcllen meell al kennelyk zyn aan de draadachtige
en aan het einde geknopte fprietjcs (^/Intennce'), zoo zyn de
Uilen of Nachtkapellen doorgaans kenncjyk aan een diklcer
l y f , en hebbende dc mannetjes mccil: gevederde, cn de wyfjes
draadachtige, doch beide, ongeknoptc fprietjcs, 't geen
wy hier nog eens, (hoewel reeds te vooren gezegt zynde"), bv
voegen.
25. Ilecftroodc-oranjcklcurige boven-en fchoon gecle
ondervlcrkjes. Het zelve valt in Wcfl-Indicn cn behoort, uit
de hierboven gcfteldc kenmerken, tot de Nachtlcapcllen.
Over de liier op dit cn ecnige andre Tafcrcelen verbeelde
wordende Nimfen, ziet onze Voorreden.
TABU-
:
I
1 1 ;
H
I À