lig
^•Iiii
1. li;;;®
« i l
f^ Üilfc^i'
I :
7 6 T H E S A U R U S
Num. 4, Corpus nigrum; alas reticulata^, maculis majufculis, pun6tisque nigris & dilute fufcis
Num. J. Color dilute fufcus, maculis minutis, nigris, alas ornantibus. Antennie huic permagna?
funt, quod in ifto genere rarum.
Num. 6. Color niger eft, alte gilvje, Quatuor iftffi fpecies exoticiE funt.
Num. & S. Locufta utraque facie concolor, corpore nigro, alis gilvis ex fufco maculatis.
Num. 9. Hkc, non alata, ex fuico flavcfcit, pedibus pofticis ex nigro fafciatis. Ob nodos articulorum
Podagrica vocatur.
Num. 10. Altera prions fpecies, alata, alis extimis fubflavis, era dilute viridi cin6lis.
N u m . - I I . Diverfa a pra^cedentibus fpecies, alis eleganter viridibus & dilute flavis; corpore
& pedibus fufcis.
.. N um. 12. Mas forfan aut foemella prioris, alis carens, pedibus grifeo fufcis, ex nigro ftriitis
Num. 13, ad 16. Et quatuor iftffi inter fe difFerunt magisque in rufum vel gilvum coloreni
vergunt.
T A B U L A UNDESEPTUAGESIMA.
Nu m . I. ad 6. Omnes ifta? fpecies, fîjpra & infra heic reproefèntatje, alas extimas
plus minus virides gerunt; internas, quoe potilTimum ad volatum comparatas funt,ex dilute
purpurafcente grifeas. Corpus & pedes in omnibus colore funt plus, minus fufco.
Num. 7. & S. Species a prioribus longe diverfifTima, anteriore corporis parte fcutum gerens,
velut veficarium, quod facie fupina fature flavum efl, rubentibus maculis varium, utroque infuper
latere ex fature viridi maculatum. Prior corporis pars, fuperne, quoque viridis eft, pofterior
fufca. Facie prona totum corpus fufcum eft, fcutum vero languide virefcit, quatuor maculis
fordide luteis piäum. Alee fupra & infra fature virent; extimoe forma & venulis folia ref
e r u n t ; intern® a latere macula fature flava ornantur.
Num. 9. ad 12. Quatuor iftoe fpecies fufcoe funt , maculis grifeis, Videntur autem alatîe eftè
alis extimis arfte ad corpus applicatis.
T A B U L A SEPTUAGESIMA.
N UM. I. & 2. Quadripennis ifta fpecies, tota fpadicea, lineis albis, fupra & infra confpicienda.
Num. 3. & 4. Hujus extimse alse dilute fufcse funt , internEG ex purpurafcente rubrte.
Num. & 6. Alee extimae plumbei colons, intern® fanguinei, era alba.
Num. 7. ad 10. Binse parum diverfs. Ala3 externfe dilute ieruginof®; interna? dilute grifcE
vel
• N. 4. Het lyf is bruin , de gaasvlerkjes hebben groote ,
nevens kleine zwarte, en licht-bruine puntvlakjes.
• -Ivf. 5. Is licht-bniin, met kleine zwarte vlerk-vlakjes, en
zeer groote voelhoorns of fprieten , 't geen zeer raar in deze
foort van diertjes is.
IM. 6 Is zwart met vaale vlakjes. Deze z^ti alle vier uit«
hecmfche foorten.
N. 7. 8. De onder- en bovenzyde dezer Sprinkhaan verfcliillen
niets, het lyf is zwart, de vleugels vaal en bruin
gevlakt.
N. 9. Deze ongevleugelde is bruin-geelachtig, met zwarte
bandjes op de achtervoeten. Ik vind hem de Podagra-
Scherminkel genoemd.
N. 10. Een tweede der voorige, doch gevleugeld, de dekvleugels
zyn geelachtig , met eenen licht - groenen buiten- •
rand.
N. II. Deze is wederom verfcliillend, de vleugels zyn
fchoon-groen en licht-geel, het lyf en pooten bruin.
N. 12. Deze, mogelyk de man- of vrouwelj'ke foort der
voorige, is ongevleugeld, graauw-bruin, met zwarte flreepen
op de beenen.
N. 13. tot 16. Deze zyn alle vier verfchillend, en maar
rofch- of vaalkleurig.
NEGEN - EN - SESTIGSTE TAFEREEL.
N. I. tot 6. VYTelke hier alle op de onder- en bovenzyden
verbeeldt worden, hebben ook
alle, min of racer, groene boven- of dekvleugeis. De ondervleugels,
welke eigeutlyk in deze maar tot het vliegen
gefcliikt zyn , zyn licht paarfchachCig-grys. Het lyf en de
voeten z^'n alle min of meer bruin.
N. 7. 8. Deze geheel verfcliillende foort heeft, voor aan
het lyf, een dun Waasachtig fchild. Op de bovenzyde is
dit fchild hoog-geel, met roodachtige vlakken, en ter zyde
ziet men aan elke kant een donker-groene vlalc; gelyk het
voorlyf liier mede groen , en het acliterlyf bruin is. Aan
de onderzyde is het geheele lyf bruin; het fchild is hier
flaauw-groen, met vier vuil-geele vlakken. De vlerken zyn
zoo boven als onder donlcer - g r o e n ; de bovenfte zyn gelyk
een blad en ook even zoo geaderd. De onderlle hebben
ter zyde een hoog-geele vlak.
N. 9. tot 12. Alle vier deze foorten zyn bruin, metgryze
vlakjes; zy fchynen gevleugeld , en met zeer dicht-fluitende
dékvleugels voorzien te zyn.
N . I. 2
SEVENTIGSTE TAFEREEL.
Deze viervleugelige foort is geheel kaftanjebruin
, met witte ftreepjes, en van onder
en boven te zien.
N. 3. 4. De dekvleugeis zyn licht-bruin, en de ondervleugels
paarfchachtig-rood.
• N. 5. <5. De dekvleugeis zyn hier lootkleurig, en de ondervleugels
bloed-rood, met eenen witten rand.
N. 7. tot 10. Deze twee verfchillen weinig; de dekvleugeis
zyn licht fpaans-groen, de ondei-vleugels licht-grys of
afchklcurig, met rosfche dwars - bandjes: de voorkant der
vlicg-
"J^Ó LL. X I X