44 T H E S A U R U S
T A B U L A TRICESIMA ET SEXTA
-J^^l.XXXVl.
U M . I. & 2. Mirificoe pulcritudinis fu f c o purpurafcens, lineïs faturate viridibus
venufte variatur. . poftic^e, lateraliter diluto virore eleganter refulgentes, ex nigro
maculantur, orasque & exoc las albis veluci fimbriis ornatas montrant. Prona faciès paulo
duntaxac faturatius tin£ta eft. Surinami nafcitur ibidemque % Meriana defcriptus efl.
Num. 3. & 4. Altera hoec fpedes notabiliter difFert. Aloe anticoe nigerrimas funt, lineceque
pallidius virides, neque tam fulgida; ac in priore. Poftica; medio higros funt, fubtilibus ftriis albis
ac virefcentibus ornatoe: oroe atque pinna? dilute virent, nigris infuper maculis verficolores.
A v e r f à facie alas antics ex virefcente fufcoe, dilute ca^rulis toeniis liriata? lunt : poflicoe , medio nigra;,
maculis dilute casruleis ornantur, oris exochisque dilute virentibus & ex nigro maculofis.
E t hic Americanus efl:.
Num. 5. & 6. Facies fuperior obfcure grifea eft; ora interna alarum pofticarum nonnihil
coerulefcic. Inferior obfcurius grifea maculis fufcis ocellisque ex nigro & luteo annulatis decoratur.
Num. 7. & S. Supra dilute flavus nitet color, nigro fufcis oris circumfcriptus ; infra ex
fiavo grifeus , maculis ejusdem coloris fat u ration bus variegatur.
Num. & 10. Ex grifeo plumbeus color, nigris venulis diftinflus, fliperiorem faciem inficit
5 idemque & inferiorem, ïed coeruleis ftriis, luteisque & nigro annulo cinftis ccellis exornatus.
Très hoe fpecies Americans funr. ' ' .
Num. II. & 12. Ephebüs a proecedentibus & illis , qui Tab. XXXÏÏ. & LIX. proftant,
multum diverfus. '., Utraque facies, ex languide flavo albefcens, nigris lituris interftinguitur.
Diluta flavedo federn corpori proximam tingit: idem color, etiam prona facie confpicuus, late
ad alteram usque lituram nigram fele diffundit, ibique & binis'iflis lituris inde a medio ad
extremum usque, exterius adlita cernitur dilute rubra fimbriola. Ceterum"orit; ularum pofticarum
fupra & infra nigroe funt, albis maculis arcuatoe, itn tamen, ut fupra, in medio, ante
albas maculas, duas maculoe rubicund^e, inter fefe oppofitaj, compareant, infra vero macularum
albarum, quie nigris urcubub fuccinguuLui, quaternEe confpiciantur rubris lunulis interftin^E.' Vid
e o hunc Ephekmi Regindi. Gallicimi appellari.
Num. 13. & 14. Utrinque fufcus Papilio facie fupina duas monftrat lituras albas, obliquas,
kterali linea nigra ftipatas: maculoe alarum anticarum albas funt, pofticarum ex albo coerulefcentes.
Averfa facie fimiliter pi6toe funt aloe anticas, fed pluribus maculis albis diftin^toe : dus pofticarum
litur® nigraî funt, fed maculis aliquot albis, a latere adlitis ftipatoe: duo infuper prope o^
ram externam cujusvis aloe eminent oce li nigri, annulo albo cinfti , centro itidem albo.
Num. 15". & 16. Facies fuperior grifea, venulis ftriisque nigris; inferior faturatius grifea,
tsniis fpadiceis , per alarum aream ambeuntibus, ornatur. . Ext rema fede ocelli iature ftavi
eraicant.
Num. 17.
ZES-EN-DERTIGSTE TAFEREEL. b o v e n , met blaauwe flreepjes, en geel
Deze di-ie foorten zyn uit Wcft-Indiën.
J ^ e z e wonderbaare fchoone N . I. 2. . .. Page he e f t een donkere
en eenigzins paarsachtige grondkleur,
met fchoone donker-groene ftreepen. De achtervleugels hebben
ter zydc een fchoon licht-blinkend-groen , met zwarte
v l a k k e n , en de kanten en punten zyn bezet als met witte
franjes. De onderzyde heeft maar wat zwarter grondkleur.
D e z e l v e valt in Surinamen, alwaar Meriaan die ook befchrev
e n heeft.
N . 3. 4. D e z e , zynde een tweede foort, verfchilt merkelyk.
De voorvleugels zyn git-zwart, de groene ftreepen
zj-n flaauwer, en niet zoo gloejende als op de voorgaande.
D c achtervleugels zyn in 't raidden zwart, met fyne witte
en ook groenachtige ftreepen, de kanten cn punt-.eindens zyn
licht-groen met zwarte vlakken. Op de onderzydc zyn dc
voorvleugels graauwachtlg-brmn met licht-blaauwe ftrcepvlaliken.
De achtervleugels zyn in 'c midden zwart met
licht-blaauwe vlakken; dc kanten en punten zyn licht-grocn
en zwart gevlakt. Deze is mede uit Weft-Indien.
N . 5. 6. De bovenzyde van dit Kapelletje is donker-grys,
aan dc binnenlcant der achtervleugeltjes is wat blaauw. De
ommezyde is nog donkerder-grys met bruine vlakjes, cn verficrd
met zwarte en geele geringde oogjes.
N . 7. 8. Dezer bovenzyde is fchoon licht-geel met zwartachtige
donker-bruine randjes. De onderzyde is geel-graauw
met wat donkerder vlakjes van dezelfde kleur.
N . 9. 10, Op de bovenzyde is dit graauw-lootklem-ig met
zwazte adertjes, van onderen is de grondkleur dezelfde als
cn zwart-geringde
oogies. Wcf
I I . 12. Is wederom een van de bovenftaande , en op
Tab. XXXU. en LIX. veel verfcliillende Page. De grondkleur
is aan beide zyden iets flaauw geelachtig-wit, met zwarte
ftreepen. Dicht by 't lyf is dezelve licht-geel, zoo mede
aan dc onderzyde, doch aldaar verfprcidt zig dat geel tot
aan de tweede zwarte ftreep; hier vertoont zig ook ter zyde
deze tweede zwarte ftreepen, naar beneden, aan elke zyde,
een licht-roodc ftreep, zynde voor het overige dc kanten
der achtervleugels, zoo op de onder- als bovenzyde, zwart
met witte vlakjes, cn alleen met dit onderfcheid, dat op de
bovenzyde dezer achtervleugels zig, in het midden , boven
de witte vlakjes , twee tegcn-eenftaandc roode vlalcjes vertonnen,
en op de onderzyde zyn 'er vier van de witte vlakjes
, die in den zwarten raiid ftaan, rood. Ik vind deze dc
Franfcbe Page dc Ia Reine genaamt.
N . 13. 14. Deze Kapel is onder en boven bruin, de bo»
venzyde heeft twee fchuinfchftaandc witte ftreepen, die een
zwarte zykant hebben, verder zyn dc vlalgcs op de voorvleugels
wit, en op de achtervleugels flaauwachtig-wit. Van
beneden zyn de voorvlerken als boven, doch met wat meer
witte vlakjes. Dc twee ftreepen op dc achtervleugels zyn
z w a r t , waar tegen cenige vlakjes ftaan , die, gelyk de over
i g e , wit zyn. Nog zyn hier ter z ydc , op elke vleugel twee
zwarte oogjes, die eenen witten ring en middelftipjc hebben.
N . 15. 16. Deze bovenzyde is graauw, met zwarte aders
en ftreepjes. Van onderen is de grondkleur donker-graauw,
met kaftanje-bruine omloopende brcede ftreepen. Beneden
zyn hoog-geele oogvlakjes.
N . 17.
ï