5 8 T H E S A U R U S
<]ue fcrie intra & extra fimiles alarum poflicarum maculas collocatx funt. Averlà fades ßturatjus.
flavec, quam in priore; ceterum vero, fi numerum majorem macularum exceperis, eodem
plane modo pii!la efl.
Num. 31. & 32. Tabula IX. Num. 19. & 20. hujus Papilionis , qui ex Promontorio Bonje
fpei oriundus efl , differentem fpeciem jam defcripfimus. Superior fades dilute fufca, in am^
bitu complures monftrac guttas albidas, magnamque in medio maculam pallide flaventem. Fades
ima fimiliter, ut in proecedenti, comparata eft: fed, quee medium tenet, macula ingens candicat,
nigroque margine minus lato circumfcribitur.
T A B U L A T E R T I A E T DECIMA.
jU.TCunque hac tabula exhibentur, animalcula coioniis noflris Americanis fuos natales debent.
Num. I. & 2. Papiliunculus utrinque concolor , nigrefcens , nigris venulis diflinftus,
alas anticas duabus maculis, albis, acute convergentibus, variatas geric.
Num. 3. & 4. Hie nigerrimus eft, at in medio eleganter luteus, aliquantum diverfus ab illo
Num. 7. 8. Tab. VII.
Num. & 6. Supina hujus Papilionis facies fature fufca lineis nigris diftinguitur. Mediam
partem alarum trajicit txnia initio lata, paullatim dein in acumen coiens, ad alas usque pofticas
iaturate flava, deinceps vero candicans. Facies oppofita carnis in modum rubet : ta:nice priore
paite colore funt arantio, pofteriore albicant. Prope corpus utrinque lineoe aliquot nigroe decur^
r u n t : margines vero alarum alboe exornant macule, nigris Junulis cincl®.
Num. 7. & S. Hie cinereo grifeus fimpliciter eft , ad oras alarum maculis pi(5i:us albis, quarum
ambitum facie lupina dilute fufcum, prona nigricans obumbrat pigmentum.
Num. 9. & 10. Hujus fuperior facies fufca nigris venulis binisque maculis veneti coloris variatur.
Facies inferior dilute grifea, fufds lineis omata, duas gerit maculas luteas, prope apices
alarum pofticarum , quK pr^eterea etiam quatuor monftrant ocellos casruleos, lunula flngulos
arantii coloris cin£los.
Num. II. & T2. Itidem faturate fufcus hie eft, nigi-isque venulis varius. Per medium binx
decurrunt taenia?, parte anteriore faturate luteal, pofteriore alba3, ita tamen, ut album, quod
per pofticas alas regnat , inde in antecedens luteum obliqua veluti pyramide afïïirgat. Facies
Qverfa, varie lutea, medio duas monftrat toenias albas, obliquas, parte anteriore plures alias minores,
ad oras autem alarum decurrentem albam fafciolam, fingulaque h s c ornamenta nigrefcente
quafi margine obumbrantur.
Num. 13. & 14. Al^e anticoe hujus Papilionis ex parte fulcoe, albis maculis & margine nigro
variée funt, reliqua parte rufte. Pofïica^ itidem aliquantum rufoe, inde cinereo grifèoe nigris maculis
\Tiriantur, deinceps fubluteoe tandem nigro margine, exiguis maculis albis diftinfto, fuccin-
Guntur. F~ acies i"m a non mul' tum difcrepat. Alc' e po)ffttii(c s medio albicant nigrifque maculis ornant
u r , ceterum vero fublute^e funt. Congener hic Papilio eft illi, quem Tab. XVII. Num. 11.
& 12. exhibuimus, ejufque quoedam varietas.
doen zien. De grondkleur der omgekeerde zyde is donkerdergeel,
dan die der voorgaande, anders egaal, uicgenomcn dat
cr ook meer vlakken zyn.
N. 31. 32. Op Tab. 9. N. 19. & 20. hebben wj'bcfchreven
een verlchillendc lbort van deze Kapel, die op de Kaap
de goede Hoop valt. De kleur dezer bovenzydc is lichtbruin
, j-ondora mee verfcheide witte vlakjes, in 't midden is!
de grooce vlak flaayw-geel. Dc onderllc Z3-dc verfchilt weinig
met die der voorige, het zwart, rondom de middelfte
groote vlak, is minder uitgebreide, en de grootc vlak is hier
wit.
DERTIENDE TAFEREEL.
Alle dc Diertjes, welke op dit Tafereel verbeeldt zyn, hebben
hunnen oorfprong uit onze Volkplantingen in dc
Weft-Indiün.
N. I. 2. Ls een aan wecrzyden eveneens gekleurt donkerbruin
zwartgeadert Kapelletje; op de voon'leugels zyn twee
puntig tocloopendc witte vlakken.
N. 3. 4. Dit Kapelletje is git-zwait en in 't midden fchoon
hooc-aecl , en dus wat vericliillend van N. 7. en 8. op
Tab. VII.
N. 5. 6. De bovenzyde dezer Kapel is donlcer-bruin en
zwart gcllrecpt. Op 't midden der. Vleugelen'loopt eeJibreedc
en ónder in een punt toeloopende vlak , deze is tot
de agtervleugels hoog-geel, doch verder wit. Dc andere zyde
is rofch-vlcefchkleurig, de groote vlakken zyn hier boven
oranjekleurig en onder wit, digt by 't lyf zyn verfcheide
Num,
zwarte ftreepen, en na dc einden der vleugelen eenige witte
vlakjes, die met zwarte halve maantjes omtrolcken zyn.
N. 7. 8. Deze Kapel is eenvoudig afchgraauw m"et witte
vlakjes aan de einden der vleugels , die op de bovenzyde
door een licht-bruine kleur omringd zyn. Van onderen is
het wat donkerdcr-bruin.
. N. 9. 10. Is boven bruin, zwartgeadert cn-met twee zeegroene
vlalcken: Dc onderfle zyde is cierlyk met biaiine
ilreepen op een' licht-afchgrauwcn grond, en heeft twee
gccle vlakken onder by de punten der achtcrvlerken, op
welke men ook vier blaauwe oogjes ziet, die cencn halven
dranjeklcurigen omtrek hebben.
N. II. 12. Van boven is dit Kapelletje ook donker-bruiil
met zwarte adertjes. Dc twee middeUlc vlakken zyn boven
hoog-geel en onder wit, echter zoo, dat het wit, 't geen
ihet de achtervleugels begint, puntig cn fchuinfch in het
bovenfbandc geel inloopt. Dc omgekeerde Z3-de is een vermengt
geel, doch rondom de vleugels loopt een witte band,
in 't midden twee fchuinfche , cn wat hoger verfcheide witte
ftreepen, die alle door een zwartachtige fchaduw of een
randje omtroklvcn zyn.
N . 13. 14. Dc voorvleugels van deze Kapel zjti gcdceltclyk
bruin met witte vlakjes cn een zwarte kant, vervolgens
rofchkleurig. Dc achter vlerken zj'n ook wat rofchkleurig,
verder afchgraauw met zwarte vlakken, vervolgens geelachtig
, cn hier op volgt een zwarte rand met witte klcind
vlakjes. De ondorzyde verfchilt weinig , de achtcrvlcug'eii
zyn in 't midden wit met zwarte vlakken, voor 't overige
geelkleurig. Deze h een verfdiillcnilc foort van N. 11. en
J2. Ta]?. VI.
IV. 15.
jvy//
my
h