R E R U M N A T U R A L I U M. rp
Num. 15- & i f .Hie facie fuperiore coracino nigrore infe^us duas mon/irat fan^inci color
i s maculas, lina lacie obfcure fufcus, wgns quafi venulis & arantii coloris maculis fupcrbif
Num. 17- & iS. Superne fature flavus Papilio, nigroque margine fimbriatus, duas cuiqueal-c
antica; ûdlitas gent maculas nigncantes. Averfa fede per alas anticas flavor regnat pauIo nrofundior^
-prope .corpus tamen rubent, pauloque altius quatuor apparent macuku cufpidatai niffra;
quas excipit macula mjiiuta, orbiculata, grifea. Extrcmitates harum alarum macula; ornanr veluci
i q u a m o f c , flavedinem difijnguentes, quas margo niger, trefque macula,^ grife^e tandem fuccinffunt
A t e poftenores ex fufco flavicant, gi'ifeisque maculis & fimbria nigra fquamofa variantur
Num. 19. & 20. Papiho utnnque cleganter fufcus, facie fuperiore maculis aliquot lineifque
nigris vanaiur, facie averfa duabus pingitur flriis nigris & grifeis, qua) transverfo per alas diidu
in fe mutuo coeunt. Ceterum & macular quoedam , ocelli ac flria; candidoe alas poflicas ornant.
Num. 21. & 22. Concolor hie priori ell facie fuperna : at inverfus eo differt, quod {\nx
j roe & g r i f e a ; non plane trajiciant alas, fed f ingub in (ingulis alis terminentur. Grifei quoque
ocelli extremis alarum anticarum imprefTi funt ; dum aioe pofticoe unam modo feriem grifearum
macularum exhibent, fub qua undulata quoedam piftura ex nigro & grifeo cernitur.
Num. 23. & 24. Utraque hujus facies firailem in modum colorata & pifta eft.' Area ex flav
e f c e n t e rufula eft. Apices alarum anticarum fingulos macula arantii coloris ornat. Prope corpus
fupra & infra faturate viridis tonus refplendet. infuper & nigris aliquot maculis aK-e diftinguuntur.
Num. 2<r. & 26. Hie Papiliunculus fupra |a;te c^ruleus & ex nigro pic^us eft ; infra autem,
profunda arantiuni colorem nigroe macula? & lituras exornant.
T A B U L A Q U A R T A E T D E C I M A ,
mnes iftoe Papiiionum diurnorum fpecies, exceptisj qusi Num. 13, & jg. exhibentur,
ex infulis Philippinis allatas funt.
Num. I. & 2. Spadiceo uftulatarum inftar fabarum CafFe colore hie non minus, quam ceteri
omnes qui fequuntur , Papiliones, perfufus'eft. Superne tarnen aliquoî comparent venuloe
nigroe, alarumque pofticarum extremitates ex albo imbricata; funt. Ima facies, fimiliter pic^a,
circumambiente quadam ferie oceilorum, qui ex flavo & nigro verficolores centro albo nit
e n t , infuper ornatur.
Num. 3. & 4. Priori concolor eft, at facie fuperiore aliquot ejusmodi ocelli cernuntur. Facies
inferior eo difFert, quod ocelli quatuor alarum anteriorum fimpliciter nigri fmt albaque macula
diftinai, nec, nifi quos ala3 pofteriores gerunt, flavo nigroque ambitu ac centro albido ,
uti fupra diximus, gaudeant.
Num. 5. & 6. Oblongi ocelli, utramque faciem hujus Papilionis exornantes, ex rufo & nig
r o circulati, centrum album habent. Ima facie fex proeterea macula; albidte nonnulloeque livid®
m.^'ti if 9u t n^ t^u^ r^. » M *
N. 15. 16. Dc bovcnzydc dezer Kapel is git-zwart met
twee blocd-roodc vlakken. De ondcrzyde is donker-bruin,
zwarcgciidert met oranjekleurige vlakken.
N. 17. 18. Van boven is deze Kapel hoog-geel met een'-
zwarten rand, en twee zwarte vlakjes op elke voorvleugel.
Omgekeert zynde, is de kleur der voorvleugels wat donkerdcr
geel, by 'c lyf rood, en wat hoger zyn vier zwarte puntige
vlakken, op welke een klein rond graauw vlalcje volgt.
Naar de einden dezer vleugels vertoonen zich in 't geel ais
fchulpachtigc vlakken, waar op eindelyk een zwarte rand
3iiet drie graauwe vlakjes volgt. Dc achtervleugels zyn bruinachtig
geel, niet graauwe vlakken, en een zwarte gefchulpte
rand.
N. 19.'20, Deze Kapel is van boven en onder fraai-bruin,
boven vertoonen zig eenige zwarte vlakken en flrecpen, en
omgekeert zynde loopcn 'er twee zwarte en graauwe ftreepen
dwars over de vleugels tot clkailr. Verder zjTi, op de
achtervlcLigels, eenige witte oogjes, vlakjes en ftrCepjes.
N. 21. 22. Deze Kapel heeft dezelfde kleur van boven,
de omgekeerde zyde verfchilt hier in, dat de graauwe en
zwarte ftrecpen niet doorloopcnde, maar zich op elke vleugel
afgebroken vertoonen , ook zyn dc graauwe oogjes hier
op de einden der voorvleugels; hebbende dc achtervleugels
maar een ry graauwe vlakjes, waar onder wat zwarte en
graauwe golfachtige tekening gezien word.
N. 23. 24. Aan beide zyden is deze Kapel egaal van kleur
cn tckenmg. Dc grondkleur is geelachtig-rofch , de'puiv
ten der voorvleugels hebben elk een oraojckleurige vlak;
by het lyf der Kapel is onder en boven een hoog-grociiè
Num.
wecrfchyn, verder zyn de \Oeugels met eenige zwarte vlakjes
verfierd.
N. 25. 26. Dit kleine Kapelletje is boven fierlyk-blaauw
met zwarte tekening, cn omgekeert zynde, hoog-oninie
met zwarte vlakjes en tekenin^.
VEERTIENDE TAFEREEL.
Alle deze verfchiDende Dag-Kapellen zjn uit dePhilip\-n.
iche Eilanden overgebragt, behalvcn alleen die by N
13. 14. 15. CU ló. verbeeldt zyn.
N. 1.2. Dc grondkleur dezer Kapel, gclyk alle dc vol:
gende, is brum^koOyldeurig, -boven heeft dezelve alleen maar
eenige zwarte aders , en dc einden der achtervleugels zvn
wit gcfchulpt. Dc ondcreyde is 't zelfde, doch daai^n boven
verfierd met een rondloopcnde 17 ootncs , die secl cn
zwart zyn met een wit middelffipje. ^
N. 3. 4. De Idcur is hier dezelfde, doch hier heeft de
bovcnzydc eenige dicrgelykc oogjes. Van onderen beftaat
het verfchü hier m , dat de vier oogjes der voorvleueclen
enkel zwart met een witte vlak zyn, hebbende die der achtervleugelen
weer een geel cn zwart randje , met een wit
Itipje , zoo als wy te voorcn gezegd hebben. •
N. 5, 6. De ovaale oogjes, zoo op dc boven- als onderflc
zyde dezer Kapel, zyn rolch-rood en zwart geringd, met een
witte ftip. De ondcrzyde heeft ook nog zes \\-itte vlakjes
cn cénigc lootkleurige. . • . -
^ ® N. 7.