
p i
f l':|
R E R U M N A T U R A L I U M. 6i
Num. 3- & 4-.Mas Vhalxnx turn confidens, tum voJans Sub finera hujus t abub
etiam femella habetur.
Num. 5. ad TO. Metamorphofis noftratium Bombycum
Num. y. Eruca transformationi fnx propinqua
6. Nympha de folliculo protrafta.
7 . Flocculi rudiores externi folliculi.
8. Tela interior, unde fericum.
9 . PhaLTnx Bombycis femella, cum fuis ovulis
10. iLjusdem mas.
Num. II 12. 13. 14. Metamorphofis Bombycis Hifpanici.
^^^ ^^^^ ^ ^^^ ^^ - l o r e
12. Folliculus dilute veneti coloris, major & filis craffioribus.
13- Bombycis Phalîena mas.
W. ^ . J , indigenis noftris fimillim^ funt, fed paulo mndiore.
e x p l c n d i c.p.us, e . ^ . s eft . i n i . u . ^^^^^^
Num. Er.ca trium, quas hac tabula exhibemus, rpecien,m maxima, colons dilute
gnfe,, punftis macui.sque fufcis. Cetera prioribus fimilis
16. bolliculus quoque prioribus grandior, veneti coloris.
1 7 . Fhalxna mas.
18. Femella cum fuis ovulis. Utraque prioribus lotige major
plfcemu^" Pe-- intervalla conftriftus, ne fila mutuo im-
Num. 20. 2T. 2 2 Principio hujus Tabute metamorphofis Tygridis aquatics, maris renr^fpn
fuo grand,or craffiorque eft pro more id genus infeftorum. Filiformes aut plumatfes menn^
qmdem pro cnteno effe folent ad fexus dignotionem; quod tamen haud xque m omnibus fte
cebus valet: quemadmodum exemplo Bombycum liquet, quorum uterque fexus an^enut Su'
n.at^es pr^ fe fert, „a tamen, ut antenn. femellarum, qu- hoc loco n .mi l latL pZnt Ï
conftanter, quam marmm, graciiiores fmt. Eruca native fuo virore etiamnum renlter® '
N. 3, en 4 Vertoont het mannetje dezer Nacht-
Uil in eene zittende en vliegende gedaante.
Op het laatfte dezer Plaat zal het wvfie
voorkomen. ' '
o n S ^-.anirJ,? z ' / v o r m - v e r w i s f e l i n g van
N. 5. Is dc Rups in huar itaac, mD^' dt vci^uiauiuK
zynde. ®
6. De Nimf, uit het Spinfel genomen.
7. Het ruwe en buicenfte Spinfel.
8. Het volgende, dat eigentlyk de Zyde geeft
9. Het wyfje der Zy-woim-Uil, met Iiaare Eijeren.
10. Het mannetje.
N ri. 12. 13. 14. Deze Nomraers verbeelden de Spaanfche
Zy-worm. ^
N. n . Is de Rups, welke niet verfchilt, dan aUeen
dat de kleur veel bruiner, en de Rups wat
grooter is.
12. Het Spinlel, 't geen hier van een lichte zeegroene
kleur, en ook wat grooter en fterker
van draad is.
13. Het mannetje van de Zy-worm-Uil.
14. Het wyfje, dezer beide komt met onze Inlandfche
foort in allen deelen overeen, uitgczondert
dat het zelve wat grooter is.
JN. 15. tot 19. Deze vertoonen de waare Italiaanfche
loort van deze zoo nutte dieren, waar over de Heeren
Keaumiir en Röfsl omftandig gefchreeven hebben. Malpigbius.
de meuwsgierigheid gehadt hebbende, om de lengte van den
draad, welken een Zy-worm fpint, na te gaan , heeft bevonden,
dac deszelfs lengte, ten minfte genomen , negen
honderd en derüg Bolonilche voeten lang \vas.
N. 15. Geeft eene afbeelding dezer Rups, welke de
grootfte is van deze drie Iborten, die
wy hier in de Plaat brengen. Deze kleur
IS hcht.graauw, met bruine fpikkels en vlakjes,
anders is dezelve met de vooriee over.
eenkomftig. ^
16. Verbeeldt het Spinfel, 't geen vee! grooter
dan de voorige Spinfels, en van eene zeegroene
kleur, is.
17- Het mannetje.
18. Het wyfje en haare eiers; deze beide zyn
ook veel grooter dan de voorige
19. Is een afgewonde fbeng der Zyde, op verfchcide
plaatfen byeen gebonden , om het
warren te verhoeden.
^^Sin dezer Plaat zag men de verandering
der Water-Tyger, het mannetje ; deze tal-leL
ters toonen de Rups, Nimfen Uil van het ;vyfje, 't we£
gelyk altoos m deze geflachten van diertjes , 4el grooteJ
en dikker is. De draadachtige of gevcdeU' fprltje z™
mede wel een kenmerk om het ondcrfchcid der Kunne te
bepaalen, doch dit gaat in alle de verfchillende foorten niet
door; zoo als, by voorbeeld, by de Zy-worm te zien is
welker beide geflachten gevederde fprietjes draagen, hoewe
defpneten der .vyfjes , die Wer wat te breed verbeeldt zTn
^toos dunner, dan die der mannetjes, zyn. Dc Rups heeft
hier nog zyne natuurlyke groene kleur.
Tame Ilr^.
T A B U L A