à
3 Ó T II E S A U R U S
niargine circumfcriptas habct. Infra niger efl tïeniaque cicrulea alas anticas trajiciente decorus.
T A B U L A u N D E T R I C E s I M A.
O 'mnes, qure hac tabula exhibentur, fpecies in Americanis noftris Coloniis proveniunt. '
Num. I. & 2. Ala) anticai nigroe dilute flavis maculis variantur. Poflicoe ex fufco flavoe nig
r o margine terminantur. Infra ex gilvo dilute fulcus color pallide ilaventibus maculis per
alas anticas diftinguitur.
Nun:i. 3. & 4. Hujus anticoe aloe nigroe funt, ex fàture flavo maculatse. PoflicEC coerulefcentes
rufo limbo cinguntur. Prona faciès, ex fubrubro rufa, pallide luteas in alis anticis maculas
gerit.
Num. 5. & 6. Supra totus niger efl, maculis tamen pallide flaventibus alas anticas piftus.
Infra ex fubrubro rufus maculas alarum anticarum cinereo grifèas monflrat.
Num. 7. & 8. Helvo fufco colore perfufïis, alas anticas cinereo grifeis, pofticas chermefini
ruboris maculis ornatas oftentat : accedunt parte pofteriore aliquot minuta? maculai albentes.
A v e r ^ faciès id modo privum habet, quod maculte alarum pofticarum dilute rubeant & faturatiore
rubore circumdentur.
Num. 9. & 10. Apices alarum anticarum nigri funt, reliquat maculée dilute flavi & aurantii
coloris. Poflic.-e priore parte dilute flavo, deinde aurantio colore tinéloe funt ac margine dilute
f u f c o terminantur. Averfà facie aloe antica: totoe dilute flavoe, maculas fàturate flavas & nigras
monflrant.
Num. II. & 12. Ex grifeo fufcus, albas {ùper alis anticis maculas gerit. Poflicae inde ajuncturis
fuis ad mediam ufque aream fature £avicant, reliqua parte grifeo fufca. Infra a:qualis régnât
color grifeo fufcus, maculis albidis anticas modo alas variantibus.
^ Num. 13. & 14. Etiam hic ex grifeo fufcus eft; fed alas anticas purpureo rubra ornât mac
u l a , cui toenia dilute iîava, tenuior, adjacet. Averia faciès concolor e.fl, nid quod macula alarum
anticarum pro dimidia parte faturate rubra porroque cmereo grilèa fit.
. Num. îj. & 16. bupra luMulcus elt, ex nigro Imeatus, alis poflicis falcia lata, fature flava,
nigris guttis varia , ornacis. Antic^e, prona facie, dilute fufcïe duas monftrant maculas cinereo
grifeas plurefque nigras. ' Pofticce albicantes, nigris maculis fufcisque figuris & flava adumbration
e variantur.
Num. 17. & iS. Utrumque alarum par fâtura tinftum efî: flavedine , quoe verfus anticarum
extremitates paulo magis diluitur : maculoe nigrje intercedunt. Averfa fhcies eo tantum difcrep
a t , quod extrema alarum anticarum longe pallidius flaveant, & contra multo fâturatius propc
junfturas fliperque alis poflicis.
z\vart:, met een blaauwe fbcep op 't raidden van de voorvlerkjes.
NEGEN -EK -TWINTIGSTE TAFEREEL.
He deze volgende foorten zyn uit onze Weft-Indifclie
Colonie.
N. I. 2. De voorvlerkjes zyn zwcrt met licht-geele vlakken,
de aehterile zyn bruin-geel mee eenen zwarten rand. Van
onderen is het licht-vaalbruin, mec flaauw-geelachtige vlakken
op de voorvlerkjes.
N. 3. 4. Deze heeft zwarte voorvlerken met hooger lichtgecle
vlalcken, de achterfte zyn blaauvvachtig met eenen ros-
Ichen rand. De grondkleur van onderen is roodachtig-rofbh
met flaauw-geele vlakken op de voorvleugels.
N. 5. 6. Deze bovenzyde is geheel zwart, met licht-flaauwgecle
vlakken op de voorvlerken. De onderzyde is roodachtig
rofch met afchgraauwe vlakken op de voorvlerken.
N. 7. 8. De grondkleur is vaal-bruin, met afchgraauwe
i'lakken op de voorvleugels, en carrayn-roode vlakken op de
•achtervleugels, onder aan zyn nog' eenige witte vlakjes.
De onderzyde is het zelfde, alleen zyn hier de vlakken op
de achtervleugels licht rood, en met een hooger rood omrig.
De achterfle zyn eerft licht-geel, verder oranjekleurig
en door een' hcht-bruinen rand omtrokken. Van onderen
zyn de voorvleugels geheel zwart, met hoog en licht-geele
vlalcken , de achtei-vlerken heel lichc-geel, waar op zig hooggeele
en zwarte vlakken vertoonen.
N. II. 12. Deze Kapel is graauw-bruin, met witte vlalcken
op de voorvleugels, de achtervlerken zyn by 't lyf,
halfwege, hoog-geel, verder graauw-bruin. Van onderenis
dezelve egaal graauw-bruin, met witte vlalcken op de voorvleugels.
N. 13. 14. De grondkleur dezer Kapel is mede graauwbruin
, de voorvleugels hebben een paars-roode vlalc, waar
tegen een fmalle licht-geele ftrcep volgt. Aan de onderzyde
is de yeur egaal, alleen is Iiier de vlak op de voorvleugels
half donker-rood en verder afchgraauw.
N. 15. 16. De bovenzyde is hier bruinachtig, met zwarte
tekening, op de achtervleugels is een hoog-geele breede
band met zwaite vlakjes. De voorvleugels zyn aan de omgekeerde
zyde licht-bruin, met twee afchgraauwe en verder
zwarte vlakken. De achteiTleugels zyn wit met zwarte vlalcken,
bruine tekening en geel.
N. 17. 18. De voor-en achtervlerken zyn hier hoog-geel,
'c geen naar de einden der voorvlerken wat lichter van kleur
' J a l . X X I X .
.i-
\ /
\ /
' f
\u