11
m
R E R U M N A T U R A L I U M.
Nam. 19. Spedem dixero Scorpii aquatici, non alati, quadrupedis, colore fufco luteo.
Num, 20. Color rufus. Credibile pleraque horum Infèdtorum Surinamenfia eiïè.
85
TABULA OCTOGESIMA ET TERTIA.
N UM. & 2. Tabula LXXXI . iconem dedimus Scarabaîi minoris Scorpii aquatici ad
num. 7. & S. En ! iconem majoris, qui valde iimilis illi, quem D. Merian Tab. LVf.
exhibet, alis tamén atque pedibus ab eo difcrepat. Corporis anterior pars & pedes obfcure
fulco fùnt colore; pofterior, media fède, dilutius fufco , nigris macuHs vario, . ora laterali pallide
fubfufco. Vaginoe alarum fulcoe, umbra obfcuriore adiperfe , extremis dilucioribus. Als
interuEe pallide flavo fufcaî.
Num. 3. Scaraboeus elegantilTimus, ex eorum genere , quos Tabula priore diximus Capros
vocari. Color eft fubrufus, maculis nigris, quandoque tarnen in nonnullis fàture flavus^ Antenne
venuftilTimas, articulate , ad mediam usque longitudinem pilis fetofis confitoe , ea parte
articulos habent ex nigro & flavo variegates. Infeftorum Amatores Capnmi Pompoßmi vocant.
Num. 4. Scarabaeus Caper major , pedibus & antennis nigris , capita & corpore anteriore
obfcure fubfufco rubre , vaginis alarum ex flavefcente rufis. Omnes iftaj fpecies Surinamenfes
funt. E x trend pedes hujus ^ aHorum minime jecundum naturam àelineati.
Num. 5. Scquuntur denuo nonnullas Locuflarum fpecies différentes ab illis , quas tanto numéro
tamque niirabili varietate fupra exhibuimus. Corpus una cum alis extimis , complicatis,
e x flavefcente cinereum eft, lituris nigris: crura pedum ad faltum comparatorum rufa, ex albo
ftriata. .
Num. 6. Species ex fufco nigra, quatuor transverfis lineis cinereo grifeis in antica dorfi par^
t e ; in pofleriore duse cernuntur exochoe nigroe , albis lineis ftriatoe, qua; forte germina funt pro^
rumpentium alarum aut parva elytra.
Num. 7. Color eft fufco ruber, lineis obliquls , nigris, in parte corporis poftica variatuîv
Aloe extimse in hac fpecie , fimiliter ac in Scaraboeis, fuper dorfb videntur committi.
Num. 8. Species in totum gilvo flava. Alx extimoe, convoluti inftar folii, circum corpus
fefè applicare videntur.
Num. 9. Idem ac prions color. Corpori duoe videntur incumbere vaginulaj, quae veras alas
obtegunt. Cauda produ6ta perquam fingularis & notatu digna eft.
Num. 10. & ÏI. DifFerentium iftarum fpecierum prior colore eft dilute rufo, pofterior fupina
corporis facie cinereo grifea.
N . 19. Schynt een foort van ongevleugelde Water-Scorp
i o e n , met vier pnoten; de kleur is bruin-geel.
N . ao. Deze is rofclikleurig. Waarfcbynlyk is 't meerderdeel
dezer diertjes van Surinamen.
DRIE - EN - TACHTIGSTE TAFEREEL.
N . I. 2. / ^ P Tab. LXXXI . hebben w y vertoond de kleine
Water-Scorpioen-Tor, by N. 7. en 8;
hier volgt de groote, welke veel overeenkornft heeft mcc
die op de LVI . Plaat van JulTrouw Meriaan , en ecliter nog
met dezelve, vooi-al in de vleugels en voe t en, verlchilt. Het
v o o r l y f en pooten zyn donker-bi-uin, het achterlyf is in het
midden wat lichter-bruin, met zwarte vlakjes, de zy-kanten
v a n het Ij'f zyn flaauw - bruinacht ig. De dekvleugels z>ti
bruin, met wat donkerder tekening, en lichter punten. De
onderv'leugels flaauw licht-bruin.
N . 3. Is een der fraaifte foorten der op de voorige Plaat
reeds genoemde Bok • Torretjes. De kleur is rofchachtig, met
zwarte vlakken ; dodi in andere is dezelve ook wel hooggeel.
De voelhorens zyn zeer fraai in leedjes verdeeld,
ter halverwege met borftelachtige hairtjes bezet, en daar
z y n de leedjes zwart en geel gekleurd. De Liefhebbers noemen
dit beeftje 't parade Bokje.
N . 4. Deze groote Bok-Tor heeft zwart e voeten en voelh
o o r n s , het hoofd en voorlyf zyn donker bruinachtig-rood,
en dé dek- of fchildvlcugels geelachtig-rofcWdcurig. Dczii
f o o r t e n zyn alle uit Surinamen. De uiteindens der voeten zyn
hier en elders Jlegt varheeldc.
N . 5. Nu volgen wederom eenige verfchülende Sprinkhaan
foortcn, waar van w y voorheen reeds zoo veel verwonderbaai
e vertoond hebben. Het lyf , benevens de gefloote
dekvleugels zyn geelachtig-alchkleurig, met zwarte ftreepj
e s , en de dyen der fpringvoeten zyn r^fch, met witte
ftreepjes.
N . 6. De grondkleur dezer foort is bruin - koffj 'kleurig.
O p 't voorfte gedeelte van den rug zyn vier afch-graauwe
dwars - ftreepen , en wat verder ziet men twee zwarte met
w i t t e ftreepen verfierde uicfteckzels, 't geen mogelyk kleme
dek- of onvolgroeide vleugels zyn.
N . 7. De kleur is in deze bruin-rood, op het achterlyf
mee zwarte fchuinfche ftreepjes. De dekvleugels ibhynen
z i ch !üer, als by de T o r r e n , boven op 't lyf toe te vouwen.
N . 8. Deze foort is geheel vaal-geel, de dekvleugels fchj'-
nen zich als een omgerold blad om 't lyf om te vouwen.
. N . 9. D e kleur in deze is dezelfde i s in de voorige. Op
het lyf fchynen twee kleine dekvleugeltjes, welke de waaro
v l e u g e l s verbergen. De lange ftaart-punt is aanmerkelyk.
N . 10. en II. De eerfte dezer twee verfchülende foort
e n is licht-rofclilUcurig, en de andere is, boven op het lyf,
afch-graauw.
Tome ly. T A B U L A