rm
34 T H E S A U R U S
Num. 15. & 16. AIs! anticas prope corpus dilute aurantii fant coloris , inde porro dilute
flavi, atque ia univerfum fature fufcis vel nigris ornatje maculis. Poflicoe quoque, fàture fufcoe
aut nigi-Ee, traiflum faturate aurantium inonrtrant. Prona facie nihil diverfi elt, nifi in alis poftic
i s , quEe parte anteriore aurantiom colorem fature fufcis maculis piaum proe fe ferunt , reliqua
autem parte fature fufc®, ferie albarum guttarum fimbriantur. Berbicenfis hie eft.
Num. 17. & 18. Papilio, media area ex luteo albus, fafcia lata, fufca, alas ambeunte , ormtur.
Im_a facie color fafcia? ex dilute fufco in grifeum vergit : reliqua pars alarum pofticarum,
uti & binas macular alarum anticarum , eleganter flavicunt. Varietatem coloris vide Tab. VII
Num. 13., & 14.
Num. 19. & 20. Utrinque concolor Papilio, media parte ex rufo carnei coloris, fafcia circumdatur
dilute fufca, ex grifeo maculata.
Num. 21. & 22. Utraque facie amoene fufcus regnat color. Alarum anticarum latus {erics
minutarum guttarum^ albicantium decorat ; cujusmodi etiam feries macularum , fed majorum,
cblongarum , qua? nign-e falcia; infiftere videntur, in alis pofticls cernitur. Facies prona eo
tantum difcrepat, quod ala:i poflicte parte pofteriore duplicem infuper feriem exiguarum macularum
albentium gérant.
Num. 23. & 24. Alje antics grifeo cinerea;, paulo profundioribus maculis obnubilantur. PoflicEe
fufco rufoe, media area, quatuor montrant maculas albas, oblongas, quibus & quinta fel
e adjungit rubra, lineol?i diametrali nigrà divifa, interno alarum lateri infcripta ; porro circa
extremam oram feries guttarum rubrarum, margine nigro cin6larum, collocatur. Averfa facies
plane fimilis eft.
Num. 25. & 26. Alarum ambitus utraque facie nigerrimus eft, medio autem pallide flavefcunt.
Num. 27. & 28. Phalasnula utrinque fufca , ex pallide rubello maculata.
Num. 29. & 30. Apices alarum anticarum nigri, macula majufcula nonnullifque minoribus,
rufo rubris, diftmguuntur. Reliquum ex rufo aurantii eft coloris, quo etiam aloe pofticoe, limbo
nigro, rufis maculis picto, fimbriatse , perfunduntur. Prona facie apices alarum anticarum
quoque nigri funt ; fed macule ac reliqua fuperficies dilute fîavefcunt, nigris maculis interfperfis.
A b antics pai-te anteriore rufuli quid oftendunt.
T A B U L A OCTAVA ET V I C E S I M A.
NU M . I. & 2. Papilio Sinenfis facie fuperiore bruno fabarum Caffe colore tin^lus, ocellis
ornamentilque nigris pidus, alafque prteterea anticas albis notis diftinaus. Averfam
faciem griieo luteam rufag liturce nigrjeque macu £e & ocelli variant.
Num. 3. & 4. Papilio, fimiliter ac duo qui fequuntur, ex China oriundus, helvo nigris gaudet
alis anticis , profundiore piaura obumbratis: apicibus infident ocelli nigri', annulo aurantii
colons cinai, centro albo notati : pofteriora verfus alii duo ocelli nigri cernuntur. Ab pofticje
N. 15. 16. By het lyf zyn deze voorvleugels lichc-oranje
Ideurig, verder licht-geel en geheel met donlcer- bruine of
zwarte vlakken. De achtervleugels zyn mede donker-bi-uin of
zwart, met een hoog-oranje ftreepVlak. De achtervleugeis
verfchillen maar alleen aan de onderzyde, zynde boven aan
oranje met donker-bruine vlakken, verder donker-bruin met
eenen rand van witte ffipvlakjes. Deze is uit de Berbices.
N. 17. 18. Deze Ivapel is in' t midden geel-wit, met eenen
breeden bruinen rand, die om de vleugels rond loopt: Deze
is aan de onderzyde wat lichter graauw-bruin, 't overige der
achter\'leugels,- gelyk mede de twee inlchietende plekjes voor
aan de voorvleugels, is fchoon lichc-geel. Zie hier van een
l'.teur vai-ieteit by N. 13. 14. Tab. Vü,
N. 19. 2ö. Deze aan beide zyden eenkleurige Kapel, is
"in het midden rofchvleeskleurig, rondom loopt een lichtbruine
band, met grj-ze vleklicn.
N. 21. 22. Ter wederzyden is deze Kapel van eene zachtbniine
kleur. Dc voorvleugels hebben aan de kant cene ry
kleine ronde witte vlakjes, dc achtervlerken een dergelyke,
doch grooter ry, die ova^ en op eenen zwarten band fchynen
te ftaan. De onderzyde is 't zelfde, alleen hebben de
achtervleugels" hier onder aan nog cene dubbele ry kleine
witte vlakjes.
N. 23. 24.. De voorvlorken zyn graauw-fofchkleurig,
met wat donkerdér fcliaduwagdge vlaklcen. De achtei'vteugels
zyn bruin-ï-oich, in 't -midden zyn vier langwerpige wittfe
vlaidien, de -iaatfte, aan de byeciikomende kanten der vleugels,
is rood met een zwaitc middel-llreep; verder loopt na
dc onderkant dezer vleugels een ry roode vlakjes , een zwarte
kant hebbende. De onderzyde is volmaakt het zelfde.
N. 25. 2Ö. Van boven en onder is dit Kappelletje rondom
de vlerkjes git-zwart, en in 't midden licht flaauw-geel.
N. 27. 28. Aan beide zyden is dit Naciit-Kapelletje bruin
met rofdi-flaauwroode vlakken,
N. 29. 30. De punten der voorvlerkjes zyn zwart, met
een groot en eenige kleine rofcii-roode vlakjes. Dc verdere
kleur, die zig ook overde aditervlerkjes, welke eenen zwarten
rand met rosfclie vlakjes hebben , uitbreidt, is rofch-oranjekleurig.
Aan de onderzyde zyn dc punten der voorvlerkjes ook
zwart; de verdere kleur en die der vlakjes is licht-geelachtig
met zwarte vlakjes, boven aan hebben de voorvleugeltjes
iets, dat gezegd kan worden rofcliklcurig tc zyn.
ACHT-EN-TWINTIGSTE TAFEREEL.
N. I. 2. " pVE bovenzyde van dit Chincefch - Kapelletje is
bruin-koffykleurig, met zwarte oogjes en tekening,
nevens een witte tekening op de voorvlerkjes. De
onderzyde is graauw-geel met rosfche ftreepjes en zwarte
vlakjes en oogjes.
N. 3. 4. pit Kapelletje , 't geen met dc twee volgende
mede uit China k , heeft vaal-zwarte voorvlerkjes met een
doilkerder telcening. De op de punten ftaande oogjes zyn
zwart, met een oranje ringetje en wit middelilipje, naaj- beneden
zyn nog twee zwarte oogjes. De achtervleugels zyn hoogblaauw
met oranjekleurige oogjes eu zwarte ftreepjes. De onder
JaL A'XVIII.