/$ ;
/ . M .
'S /
^ , 2/ y . 7 ^ ,
: X.
h y r , & j J t v M - , '?? " * jgfex U f .
( m > *r
4g. Br.r.MDCRAs. Dekaf blaadjes van dén tzi-kP'-bJóctnigcn
kelk kprtpf dën ide bloempjes. De klepjes aan dëP voet
dikwijls mét eenige wol bedekt» bet bovenste a-spletig-
getand» . De honjgscbubben $tompac}itig gaaf onbehaard.
De stempels vlokkig. Het zaad gesleufd., De plpipi meer
of rpingptabt of oitgebr.eid, RS, . ' ■ .
108. veld •Beemdgras, mét .uitgespreide phjim , kruipenden
wortel , de bovenste bladen veel korter dan
de genoegzaam onbehaarde bladscheede.} bet bindMH »^
zeer kprt, geknot. X1&
Vérssh. x. gemeen veld Beemdgras, niet eéné' piramidale
pluini, de bloemsteelen ten laatste Wijd uitgespreid,
alle de bladen vlak, dé wortelbladen naauwelijks smaller
dan de overige. Gaud.
P i. Gemeen op de weilanden.
Versch. (3, smalbladig veld Beemdgras , Ac pluim teni
laatste eenigzins wijd uitgëspreid, de wortelbladëfl zeer
gaial eti zeer lang. Gaud. , • . ■ *■
PI. Gemeen in de weilanden, doch niét zoo geméén als
dé öpgegevëne vorm («).
Versch. y. geschakeerd veld Beemdgras, met'langwerpige
zamengedfongéne, ten laatste aschgraaüwe, pluim, de
bloëpipakjes 3‘-4-bloemig, r.ondpchtig met pöarsch.acli—
tigé vlekken^ ^e hal$bladën regtstandi^ ingewikkeld
de spitse bloempatjes aan dép Voet gewnuperd»
Pi. bij Amsterdam pp steenaclitige plaatsen,. vH.
iög. rgwaci^tig Bevnïdgras, roet gelijke uitgcspreidë
pju'ro» laugworpig-.eiropde, genoegzaam 3-bloeinige
bloeinjiakjes, dé klepjes ,aau den voet door een
vlokje verbonden, en ft-nèrvig; ruwaiehtige steng;
,cn Jdadsclieeden, langwerpig bindsel, en vczeligen
worte.l, RS.
Pi. Gemeen in de weilanden#
j 10. kleiri BëenidgraSf ïpet eene bijna eenzijdige wijd:
ujtgespreide pluim , ïangWerpig-eirondé, 5-7-blóe-
mige bloempakjes'j de ' bloempjes gescheiden ? de
halm eenigzins zamengedntkt , de wortel vezelig. RS.
Ll V 2 ' ' ' ' De