t. De borstel éindelingsch. Eene aar, zamengesteld
uit overhoeksche zeer kort gesteelde bloempakjes»
. Kortsteel.
B. Yeelbloemige ongesteelde bloempakjes.
a. De bloempakjes op elke tand der bloemspil alleen ^. ■>
staande. '
a . -----------------allen, behalve de bovenste, 1-
bladig. — Kaijgi'as. ■
b . ----- -— ------ '— allen a-bladig. TarWgras.
(3. De bloempakjes op elke tand der bloemspil 2 of
meer. ■>—Zandhaver.
C. Éenbloemige bloempakjes.
a 3 bloempakjes op elke tand der bloemspil. — Garst*
b. i bloempakje — — — ’’V, >■ — —*----- - —- Slan-*
genstaart.
ï ) r i e s t ij l ig e n.
ft. Eene 3-S-bIadige kelk en 5-deelige bloemkroon.
— Montia.
b- ----- 5-bladige kelk en bloemkroon.-—Heetbeen.
D R I E H E L M I G E N .
i Eenstijligen.
i6. Y-A-EeRiAaiv. De boord van den kelk naar binnen
órngekruld, naderhand in een gevederd zaadpluis ont,
wikkeld. De bloemkroon, bijna trechtervormig» 5-iobbig-
ongespoord,bijna ongelijkvormig, Zaaddoosi-hokkig. DG. 38. tweehuizige Paleriaan, met tweehuizige bloemen,
gesteelde eironde wortelbladen, gevinde stengbladen
met gaalrandige vinnen. DG.
PI. ïn vochtige weilanden buiten Amsterdam; in dé
duinvalleijen bij Zorgvliet; omtrent Haren, aan de dijkjes
buiten Groningen en elders. G. Bij Amsterdam op den
weg naar Amstelveen; bij Kudelstaart, Quakèl. R. Bij
Nijmegen. B. Bij Wassenaar. Mulder. Langs de Mui-
d er dijk bij Amsterdam» Z. Aan den krommen Rhijn bij
Utrecht; veel bij Amsterdam. vH. 5g. genezende Valeriaan, alle de bladen gevind, dè ,
• blaadjes getand lancetvormig, de steng gesleufd. P.
De plant is van . zeer verschillende grootte. De
bloemen tweekunnig, vleeschkleurig , van reuk als
vlierbloemen.
Pl. Op moerassige plaatsen zeer algemeen.
Versch. (3. Onzeker. — G.
G V eld