544* Lychnis dioica, dioica, subvillosa, caule genicu-
latd erecto, petalis obcordatis. DC. 4366.
Folia ovata, mollia. ■ Flores albi.
Lychnis dioica. W. P. p.- 620.
—-—'•-------------, ß. L. Sm. — G. 395 , ßi
—!------ - - v e s p e r t in a . s i b t h o r p . * y*
I t . Dan. 792; Engl. i 58o. i A . f'Si"
Flor. Majo— Julio, ‘if,. 545. Lychnis sylvestris, dioica aut hermaphrodita,
hirsuta, caule geniculato debili, foliis ovatis.
DC. 4367-
Praecedenti magis liirsuta* Flores rubri«'’
Lychnis sylvestris, schkuiir. DC.
------ 8— dioica, &. L. Sm. — G. 3g5 , «.M. 2o3.
------- — dioica, ß. rubra. P*p, 520.
--------- diurna. sibthorp,
Ic. Engl. 1579.
Floe. Maj'b— Julio, if.
3 3d . C e r a s t i u m . Calyx 5-partitus. Petala 5 , 2-fida . .
Capsula i-locularis, globosa vel cylindrica, dentibus 10
apice dehiscens. DC g. 779.
# Petalis ealyeem non superantibus.
46. Cerastium vulgatum, liirsuto-viscosum, subdif-
fusum , foliis ovatis; floribus subfasciculatis , pedi-
cello aequalibus , petalis emarginatis, ealyeem
aequantibus, capsulis oblongis (cylindricis).DC. 43g5.
Cerastium vulgatum. L. W. Sm. P. p. 520. — G. 3g6.
Ic. Bat. 25g'’- Engl. 789, , 'v S t& f
Flor, aestatei ©. ’ ydd.Tn*.
547. Cerastium. viscosum, hirsuto-viscosum, erectius-
jLyh culum divaricatum, foliis lanceolato-oblongis, floribus
paniculatis „ pedicello brevioribus, petalis
bifidis , ealyeem subaequantibus , capsulis oblongis.
DC 4396.
Cerastium viscosum. L. W. Sm. P. p. 521. — G. 597,
Ic. Dan. 1211 ; Engl. 790. . l *!***• • Jt. j£’.-rrn-e
Flor. Majo, Junio. ©.
X 548. Cerastium semidecandrum, patvulum, caespilosum,
caule subviscoso, foliis erectis ovato-oblongis, floribus
subglomeratis, 5-andris, petalis emarginatis,
calyce brevioribus, capsulis cylindricis. DC. 4398.
Cerastium semidecandrum. L. W. Sm. P. p. 521. —<
G. 3g8. M. 2o4.
jC ./*■ ■ >'*<- ' i c
544. tvteenufcige?’ ICoekloelsbloem, tweehuizig, óen
weinig vlokkig, met geknikte opgerigte steng, de
bloembladen omgekeerd-hartvormig. DC.
De bladen zijn eirond zacht. De bloemen wit.
PI. Langs de duinen en aan zandige wegen. G. Bij Mui-
derberg. R. Bij Nijmegen. B. Bij Katwijk, m u l d e r . Bij^
Arnhem, Breda, Haarlem, enz. vH. 'v
545. roode Hpehhoelsbloem, tweehuizig of tweekunnig,
ruig, de steng geknikt en zwak, de bladen eirond. DC.
Zij is ruiger dan de vorige. De bloemen zijn rood.
PI. Op schaduwachtige plaatsen en hooge zandgrondei^
algemeen.
3 36 . H o o r n b l o e m . De kelk is 5-deelig. Vijf 2-spletige
bloembladen, De Zaaddoos ï-hokkig, kogel-of rolrond,
aan den top met tien tandjes openberstend. DC,
* De bloembladen niet langer dan den kelk.
546. gemeene Hoornbloem, ruigachtig-kleverig, een
Weinig uitgespreid, de bladen eirond; de bloemen
eenigzins bosvormend, even lang als de bloemsteel,
de uitgerande bloembladen even groot als de kelk,
de zaaddoos langwerpig (rolrond.) DC.
PI. Algemeendn £le ho^tèn en langs de wegen.
547. Meverige Hoornbloem, ruigachtig-kleverig, regt-
standig wijd-uitgespreid, de bladen lancetvormig-
langwerpig, de bloemen pluimvormend, korter
dan den bloemsteel, de bloembladen tweespletig,
bijna even groot als de kelk, de zaaddoos langwerpig.
DC,
PI. Langs de wegen en in de hoven. G. Algemeen in de
Hollandsche duinen; ook te Zeijst en Driebergen. \H. 548. vijfhelmige Hoornbloem, zeer klein en zode-
vormend, de steng een weinig kleverig, de bladen
regtstandig eirond - langwerpig, de bloemen een
weinig zamengedrongen, 5-helmig, de bloembladen^
uitgerand, korter dan den kelk, de zaaddoos
rolrond. DC.
PI. Veel op zandige plaatsen bij Harderwijk. G. Op de
Z 4 stads