y/„.yL4- l^ t X
Z
J E ® IS /
^*- /X -A .
X ? / )^S$ej2. Z fö - rVM ■ _
v X / v -
P/. Op vochtige heidegronden van de Bild bij Utrecht, vit.
Aanm. De geleerde plantkundige j. gaij heeft te Parys
mijne Hollandsche plant met exemplaren dierzelfde soort,
uit Noord-Amerika herkomstig, vergeleken en gevonden,
dat beide volmaakt gelijk waren. Mijn vriend dumortieh,
le Doornik, bezit exemplaren dier plant, in onze Zuidelijke
gewesten gevonden.
*V'^2SP reilde Bloembies, met den halm of de bloemsteng
* ' " • ’ z&nengedrukt, de bladen gegroe fd, de biespluim
bijna regtstandig, de kelkslippen stomp, de binnenste
een weinig korter dan de buitenste, en.
naauwelijks langer dan de helft der bijkans kogelronde
zaaddoos, het stijltje kort. Meijer.
De wortel is kruipende, zonder wezentlijke
bolletjes.
P l. Op vochtige, vooral kleigronden, aan de oevers der
rivieren enz. algemeen.
430. harde Bloembies, met eene kantige en gestrekte
bloemsteng,, de bladen hard en gegroefd, de
biespluim zamengesteld, de kelkslippen eirondlancetvormig
spits, even lang als de omgekeerd-
eironde en stompe zaaddoos. Me ijer .
PI. In veenachlige heidegronden*op vele plaatsen.
II. De schaal van het zaad aan Weerskanten in een
zakje verwijd, Meijer.
431. zee Bloembies, met rolronde bloemsteng en bladen,
de bloemscheede uitgerekt en stekende, de biespluim
van boven tweewerf-verdeeld, de kelk even lang
als de ovale stompe en gepunte zaaddoos. Meijer.
PI. Op het Koegras bij de Helder, deutz. bij G. n°. 3o>.
In Zeeland, dumortier.
i8g. YEr.nBiEs. De kelk is 6-deelig, kafbladig. De
zaaddoos i-hokkig, 3-zadig, 3-kleppig ; de klepjes zonder
dwarsschotjes in het midden. — De bladen vlak en hier
en daar behaard. DC.
De bladen zijn aan den mond der bladscheede behaard
en nooit met oortjes voorzien.