f . De vruchten langwerpig, met vijf stekelige ribjes.
— Peen.
{.verschilbladig Tor kruid.)
444.; Echte Schermlloemigen, met geelachtige bloemen.
a. De bloemen géelachtig - groen. De vruchten
eirond , met eene zwarte 3-ribbige schors. De
bladen drievoudig. — Schorsvrucht.
b. Het omwindsel breedbladig, bijna gelijk met dett
bloemscherm. De bladen eenvoudig- — Doorwas.
c. Het omwindsel afvallend, van weinig blaadjes. De
bladen vijfvoudig dfiedeelig. — Varkensvenkel.
d. Geen omwindsel. De vruchten ovaal en zamengedrukt.
De bladen gevind. — Pastinake.
3. D r i e s t ij l igen.
I. De bloemen boven het vruchtbeginsel.
a. De bloemkroon klokvormig , 5 -lobbig. Eene
eenzadige bes. — Sneeuwbal.
b. De bloemkroon radvormig, 5-lobbig. Eene 3-
zadige bes. |— Vlier.
I I . De bloemen om het vruchtbeginsel.
a. Eén driekantig zaad, bedekt door den toebuigenden
kei k. — Riempjes.
b. Eene i-hokkige, 5- 6-kleppige zaaddoos — THuur.
4. V i er s i ij l i g e n.
Parnaskruid. Vijf hartVormige gewimperde honigbakjes,
met kogelronde topjes.
5. V i j f s t i j l igen. - ,.
Eene ï-zadige zaaddoos zonder klepjes. D e "
bloei wij ze kopvormend. — Strandkruid.
b. Eene i-zadige zaaddoos zonder klepjes. De
bloeiwijze als eene pluim of een bloemtuil. ——
Limoenkruid.
c. Eene iQ-kleppige, io-hokkige zaaddoos. Vlas.
j . 6. Z e s - s tij l i g e n .
Eene i—bokkige, 3—5—kleppige zaaddoos. De bladen met
klierachtige baartjes bezet. — Zonnedauw.
7. V e e l s t j l igen.
Zeer vele zaden op cenen langen slaartvormigcn vrucht—
bodem. — Muizenstaart.
L 5 V. V H P - \ • X •