
 
        
         
		Aanm.  Hoogstwaarschijnlijk  bestaan  er  ook  irilandsche  
 soorten  van  het  geslacht  Tillaea,  doch  deze  zijn,  zoo  
 ver  mij  bewust  is,  voor  als  nog  niet  bij  ons  ;gevonden.  
 Er blijft  in  het -algemeen  gewis nog  veel  in  onze  Elora  ter  
 onderzoeking  overig. 
 GESLACHTEN  der  VIJFHELMIGEN. 
 ï.  B'e ns t ij'lig  e n. 
 #  Èènbladige  bloemen,  om  het  vruchtbeginsel; 4  naakte  zaden.  —   Ruwhladigen. 
 I.  De  keel  der  bloemkroon  met  honigklepjes  voorzien. 
 A.  De  kelk  is  5-spletig  ongelijk,  met  tusschenliggende 
 tandjes,  de  zaden  geheel  bedekkende.  —   
 Scherpkruid: 
 B.  De  kelk  5 - deeljg  of  5 -spletig,  bijna  gelijk,  de 
 zaden  niet geheel  bedekkende. 
 a.  De  bloemkroon  bekervormig,  5-splctig,  een 
 Weinig uitgerand.  ‘— -Muizenoor. 
 b.  —*  ----- —  ----trechtervormig.  De  zaden  aan 
 den  voet  uitgegroefd.  —   Ossentong.  . 
 c.  -—  ----— -------- trechtervormig  en  kort.  De 
 zaden  plat met  de  binnenzijde  aan  het  stijltje  
 vastgehecht.  —  Hondstonge. 
 d .   -------------------buisvormig  gebuikt  —   Smeer- 
 •wortel. 
 e.  — . —-------------—   radvormig.  —   Bernagie. 
 /•  —   -----------------  trechtervormig  ,  met  eene 
 kromme  buis.  De  zaden  aan  den  voet  uit-  
 . gegroefd.  —   Kromhals. 
 II.  De  keel  der  bloemkroon  open. 
 A.  De  kelk  kantzuil vormig,  5-kantig,  5-tandig.  —  
 Longenhruid. 
 B --------- -  5-deelig,  met  elsvormige  slippen. 
 a.  De  bloemkroon  trechtervormig.  —   Parelkruid. 
 b.  —   —  ----- 1—   blokvormig.  —   Slangenhop. 
 ##  De