4g8. overhoeksch Goudveil, met overhoeksche bla-*
den. P.
De onderste bladen zijn langgesteeld. De bloemen
geelachtig; de zijdelingsche 4-spletig, 8-hel-
mig; de bovenste 5-spletig, ïo-helmig.
Pi. Te Anlo in Drenthe in eene sloot achter de pastorie,
op ééne plaats in eene geringe hoeveelheid, w. j. kop-
Piusbij vH. Te Haren bij Groningen, van der kolk !
499. paarbladig Cloudveil, met tegenovergestelde bladen.
P.
De bloemen zijn bijfta alle' 4-spletig, 8-helmi".
geelachtig.
P li Inlandsch volgens l in n a e u s , bij vG. Aan den weg
tüsschen Nijmegen en Beek. dG.
sna. S t e e n b r e e k . De kelk vastgehecht of vrij, 5-dee'-
Hg. De bloemkroon 5-bladig. 10 Meeldraden. De zaaddoos
2-snavelig, 2-hokkig, veelzadig. — Dé bloemen
meestal wit. DC.
500. knollige Steenbreek, met gesteelde i’ondachtig-nier-
vormige bijkans gelobde bladen, de steng eenigzins
. . trosvormend, de wortel uit kleine knolletjes bestaande.
DC. •
De wortelbladeg.zijgi breed, gekarteld, lang-ge-
steeld; de stengbladèn weinig.,in >getal, klein,
naauwlijks gesteeld, ingesneden. De bloemen ein—
delingsch, groot, wit van kleur.
PI. Op eenigzins schaduwachtige streken bij Haarlem.
Be u c k e r a n d r e a e . Aan het studentenpad bij Leyden.
m u ld e r p . 5o. Bij Leeuwarden, b e r g sm a . 5oi« di iedeelige Steenbreek , metv.w'Jgvopinige 3—spie—
tige overhoeksche slengbladen, de steng regtstan-
dig, getakt. P.
De steng is eenen palm hoog, roodachtig en,
even als de bloemsteeltjes en de kelk, met kleverige
haartjes bedekt. De onderste bladen 3-sple-
tig, de bovenste korter, 3-5-spletig.
PI. Veel op vochtige gronden en oude muren te Déuti-
chem, . Harderwijk, Hattem, Haarlem, Utrecht enz.;»
overvloedig in de duinen bij Overveen. G. Bij Nijme^
geü. B, Bij Leyden. K. In de duinen bij Wassenaar en
.Katwijk, m u ld e r . Op de duinen bij ’ sGravenhage enz. vH*
Versch (3. met de bovenste bladen gaafrandig. vH.
PI. Op de duinen bij 's GraVenhage. Z!
5o2. liggende Steenbreek, zodevormende, de bloemdragende
steng opgerigt, bijna naakt, onbehaard,-
ï te