/ d u t * . * r ~ - v * * M *
i» + M %a^m
( m )
aan dc vijf kanten veerkrachtig; op,e«bers.te».d, De zadsi^
benigzfits d,eor zaadrokken, bgd&kt, 3?« 540. ongesteelde Kl^ej-^uj-ing, ongesteeld, met 1-
bloemige bloemsteeleuuit den wortel ■ voortkomende
, langer dan. de bladen;, de blaadjes- drievoudig
, omgekeerd-hartvornsiig, de wortel geleexLDCi
De lJ,o'eiïp3Q; zijn wit, doch somtijds roodaebtig
of blaauw.
PI». Op. vele plaatsen in. de bossehen, vooral in Gelderland.
Qok somwijlen inde.nioesboven en koórnlanden 541. gele Klclverzuring, met eene regtstandige getakte
steng, de bloemsteel ee.aeu bloemschorm dragend,
de bladsteelen half-rolrond zonder steunblaadjês,
de blaadjes, drievoudig*- omgekcerd-bartvormig, de
bloemblaadjes- gaaf „ geel,van kleur. P. »
PI. Op vele plaatsen in moesliovèn bn andere vruchtbare
streken.
sa4. B o l d e r i k . De kelk is x-bladig, lederaelitig. Vijf
bloembladen met nageltjes, met stompen, onverdeelden
boord, de keel naakt. De zaaddoos ï-liökkig. P.
54-2, gemeene Bolderik, r u i g , d e k e l k e v e n g r o o t a l s
d e b l o e m k r o o n , d c b l o e m b l a d e n g a a f e n n a a k t . P .
Er z i j n v i j f l a n g e b l a d v o r m i g e k e l k s l i p p e n . De
b l o e m e n r o o d a c h U g - b l a a .U 'W ' .
*'Plv In de koornlandén op verscheidene plaatsen.
,33.5. K.ÓEICKOEKSRLOEM. Dts keilt is i - bladig, lang-
werpig ,r glad, 5-tandig. V ijf bloembladen met nageltjes,
inèt meest 2-spletigen boord , de keel doorgaans gekroond;
De zaaddoos i- 5-ho,kkig, P.
543; gemeene, Koekkoeksblöem, met slippige bloembladen,
de zaaddoos i-bokkig en rondachtig. P.
De bladen zijn tegenovergesteld ,Jan.cet-lijuvo.rnvg»
onbehaard. De bloemen rood' vankleur».’
PI. Algemeen in vochtige wei- en hooilanden,
Persch. (3- met witte bloemen.
P i . Aan de sloot .omtrent den Trjselherg b i j HatteTO; b i j
Groningen. G. Bij Utrecht en te Heikop bovendienen. vH»