
 
        
         
		gé;  Hävergras.  De kafblaadjes zijn  vliezig 5-5-bloemigj  
 jsven lang  als de bloempjes.  Het onderste klepje Iweeborst'e-  
 jigj  op  den  rug  boven  het midden met  eene  kruidachtige,  \   
 bógtige,  zelden-geplooide.,  naald.  De  honigschuhben  lancetvormig  
 ,  gaaf, onbehaard. He stempels kwastvormig.  Het  
 m d   eenigzips gedekt gesleufd.  De pluim zamengesteld. ES. 
 133.  ruigbloemig  Haver gr as,  met  eene  bijna  aarvor-  
 ’ mende  gelqke  pluim,  de  bloempakjes  bijna  3- 
 bloemig,  de bloempjes  langer  dan  den  aan  den voet  
 bebaarden  kelk ;  de  bladen  zachtharig,  de  wortel  
 bijna  kruipende.  ES. 
 .  «:.  De  bloempjes  zij n  aan  den  voet  gebaard. 
 p i .   Bij Haarlem.  ra iNVilxE.  Bij  'sGrayenhage.  dG;  Nijmegen. 
   R!  Bij  ’-sGravenhage  en  Harderwijk.  R !  Bij  
 Sclievemngeri,  Noordwijlöi^innèu > Heemstede j  Övetveeii  
 /en'elders in  onze  duinen.  vH-  .  ..  ... 
 134, geelbloemig  Havergras,  met  eene  wijde  pluim,  het  buitenste  klepje  tyreesplietig.,  de  bloempakjes  
 bijna  5-bloemig,  de  bloempjes  langer dan  de  korte  
 kaf blaadjes,  het bindsel  gèkpot en nauwelijks aanwezig  
 ,  de  onderste  Wortel  bladschoedpu  zachtharig,  de  bijna  kruipende.  RS. 
 De  bloempakjes  zijn  klein,  3-4  lijnen  lang;  het  
 buitenste  klepje  heelt  door  het  vergrootglas  twee  
 haalden  aan  den  topi 
 Pl.  Bij Nijmegen  en  Rotterdam.  hainvIxxe !  Nijmegen. B.  
 In  de  duinen  tusschen  Haarlem  en  Zändvoort.  R.  Bij  
 ’sGravenhage.  R.  Z. Bij  Ütrecht  en vooral 1>ij  lianen  oj>  
 ■ yele  plaatsen;  tusschen Arnhem enNijmege»;  te Rheede  
 en  Middachten;  in  de  Betuwe  enz.  vH. 
 . Versah,  ß■  met  geschakeerde  blpeirien. 
 P l.  Bij  Middachten  boven  Arnhem.  vH.  / 
 ?  *35.  aljusch Havergras,  met  eene  bijna  aarvormende  
 pluim,  de  naald  teil  laatste  pmgebogen,  langer  
 dan  den  kelk.  RS. 
 P l.  Op  dé  duinen  bij  Hillegom;  rainVix l i. 
 56.  Haver.  De  kaïblaadjes  vliezig  2-7-bloemig,  langer»«»  
 dan  de  bloempjes.  Het  onderste  klepje  a-slippig ,  of,  
 éven als  bel bovenste  klepje,,  2-splelig-getan.d..,  soms  beknabbeld, 
   met  èene  geplooide  en  gedraaide  naald  op  den  
 rug.  De  honigschuhben  eirond  gaaf onbehaard.  Het  zaad  
 gedekt,  gesleüfd.  De  pluim  zamengesteld,  w'ijd.  RS. 
 fjr  &  l3üi  KlGtm