33. Struisgras.' De kelk a-bladig ï-bloemig zamen-
gedrukt. De bloemkroon 2-kleppig, kleiner of grooter
dan den kelk, dikwerf aan den vpet met enkele haarbosjes
omgeven, het grootstëSklepje genaaid of ongenaaid,
meestal afvallend. Het zaad vrij, zelden met dë bloemkroon
aangeg roeid. RS. * ^ . ,
jQ uitgespreid Struisgras', de bloem- en vruchtdragende
pluim is v^ijdstaapde, de bloempakjes genoegzaam
ongenaaid, mët liggenden halm, dë
takken en wortelloten kruipende. RS.
De geheele plant is groot en vormt digte zoden.
De. halmen met den voet kruipende, aan de onderste
knokkels wortelende, getakt en geknikt; de
jongere rondsom in eeneii kring van een wijkende.
De bladen zijn kort breed wijdstaande ruw» aan den
voet geplooid, breeder dan de scheede; het bindsel
langwerpig stomp , dikwijls a-deelig, zelden slippig.
De pluim is digt; Se bloemspil ruw, de bloem-
steelen ruw wijdstaande, bijna geheel door de
bloempakjes bedekt. De bloempakjes lijn-lancet-
vormig , ruw, Vuil paarsch.
PI. Bij Yianen en Heikop op vele plaatsen ; Rheedë boven
Arnhem. vH. *
80. wit Struisgras, de pluimtakken stekelharig, met
wijdstaande eenigzins wijde takjes, langwerpig
bindsel. RS.
Het verschilt van het uitgespreid Struisgras,
door smaller bladen’, min digte pluim, gladder
bloemspil, bloemsteëlen en steeltjes gedeeltelijk
naakt, eirond-lancetvormige kleiner bloempjes,
gladder kafblaadjes.
Versch. « met witte of witachtige bloemen. RS.
P l. In het Haagsche bosch, in de Diemermeer bij Amsterdam.
K. In boschachtige streken bij Haarlem en
’sGravenhage. vH.
Versch. (3 met paarschachtige bloemen. RS.
P l. Bij Utrecht en Yianen op vele plaatsen ; bij Leyden
Alphen; Rheede boven Arnhem, enz. vH.
•Versch. <y met genaaide bloemen,
PU Bij het dorp de Bild. vH.
Versch. $ met plantdragendë bloemen. RS.
P l. Bij het dorp de Bild. vH.
81. gemeen Struisgras, met zeer gladde pluimtakken,
de bloeijende takjes wijd uitgespreid, het bindsel
zeer kort, geknot, de bloempakjes eirond. RS.
P l. Al