de bladen bijeengeplaatst, 3-spIetig, de bladen
in de nederliggende lïitloopers, aan den top ini.
eenen knop Zamengerold en vlokkig. P.
Pi. Op de beide tusschen Harderwijk en Ermello. G r .
2*3. HardbTiöjEM. De kelk aan het vruchtbeginsel
vastgehecht, buisvormig, met vernaauwdenhals, van boven 5-splefig. Geene bloemkroon. Vijf tot tien meeldraden,
op den kelk ingeplgnt.: De. zaaddoos i-zadig. DC. 503. eenjarige llardbloom, met openstaande vrucht-
kelken. P.
De kelkslippen zijn spits, geheel groen.
Pl. In bouwlanden, vooral op zandgronden algemeen.
Perseb. (3. onzeker. — G.
504. overblijvenjeJIardbhem, met geslotene en stompe
vruchtkélken.- P. • ■ . '
De kelkslippen zijn stomp, met witten rand.
Pl. Overvloedig in de duinen bij ’sHage. Meerimtr» bij
G. Zeer gemeen op zandige bouwlanden in Gelderland,
Holland, enz.,R! Bij Loosduinen; aan de holle Bild bij
Utrecht. K. Op de duinen bjj Wassenaar, mulder. Bij
Zutphen; bij Överveen. E! Bij Katwijk, Noordwijk,
enz. vH.
2i4. GaffelsïENG. Dé kelk is i-bladig, klokvormig,
kantig. Vijf eironde ongesteelde bloembladen. De zaaddoos
kogelrond, i-hokkig, yeejzadig. P.
? 5o5. stijve G a ffe ls ten gmet lijnvormige vlakke bladen,
de steng gegaffeld, de bloemsteelen 2-bloe-
mig, de bloemblaadjes uitgerand. P.
De kelk is aan den voet van 4 spitse schubjes
omgeven.
. Pl. Inlands ch volg^n^ boérhaave f .
V 5oXi. 'slanke Gaffelsteng, met lijnvormige vlakke bla-
den, de kelken naakt, dé steng gegaffeld, de bloembladen
gekarteld. DC.
Dé bloemsteeltjes zijn slank en in de oksels geplaatst,
langer dan de bladen. De kelk aan den
voet van geene schubjes omgeven. De bloembla-
■ den, vleeschkleurig, gekarteld of uitgerand.
Pl. Op zandige gronden té Brummen bij Zutphen. vH.
Y 2 s i5. Zeep