
 
        
         
		m 
 1 1 v  ■ 
 1 1 ' 
 B 
 E 
 1 
 I I 
 I 
 II ift 
 1 1 
 ■ Hl 
 1 
 1 1 
 Bi 
 7   y  /  t S I f S g l  S  |p  ' 
 1 
 a i 
 111 
 J l 
 I I 1 
 3 1 1 
 6   1 1 1 
 ■ 1 
 B i tl 
 ■   1 1 
 l j : j 
 § 1 
 De  wortel  is  vezelig.  De  bladen  bleek  blaauw-  
 acbtig  groen,  ruwachtig.  Het  bindsel  wit,  dun,  
 regtstandig,  aan  den  top  beknabbeld.  De  steng-  
 bladen  in  dorre  gronden borstelvormig,  in  vruchtbare  
 gronden  breeder  en  gestreept.  Dé  pluim  
 witachtig ,  regtstandig,  met  opgerigte,  getakte ,  
 ruWe  bloemsteelen.  De  bloemen  zijn  lancetvormig-,  
 de  naald  lapger  dan  de  kelk. 
 PI. <Op  dorren  heidegrond  in  een  dennenbosch  nabij  de  
 Bild  bij Utrecht.  vH. 
 j 5.  klein Haargras ,  met op de  kiel  ruwe  kafblaadjes ,  
 de bloemkroon onder  het midden met  eene  witte  geknikte  
 naald;  de  wortelbladen  borstel vormig,  het  
 bindsel  der  onderste  bladen  stomp,  der  bovenste  
 veelspletig,  de  wortel  kruipende.  vH. 
 De  pluim  is  bleek  groen.  Deze  soort houdt  het  
 midden  tusschen  het  borstelvormig Haargras  en  
 het  blaauwachtige  (;Agr.  glaucina  DC.);  van  het  
 eerste  door  haren kruipenden wortel, van het  laatste  
 door hare ruwe kafblaadjes verschillend.  Dümortier.  
 PI.  Op  zandgronden  in  de  schaduw  op  Beekhuizen  bij  
 Velp  boven Arnhem.  vH. 
 Aanm.  Het was  mijn vriend,  de  geleerde  plantkundige  
 B.  c.  dümortier  yajx Doornik,  die  deze  soort  het  eerst,  
 haar mijne  exemplaren,  bestemd heeft.  —   De  Trichodium  
 hybridum  wordt  van  denzelfden,  doch  twijfelachtig,  
 voor  inlandschgehouden  naar  exemplaren, welke  de Heer  
 rergsma in Gelderland heeft  gevonden. 
 3'i.  Gierstgras.  De kafblaadjes kruidachtig,  een Weinig  
 langer  dan  de  lederachtige  verharde  bloemkroon.  De  
 honigschubben  lancetvormig  gaaf  onbehaard.  Het  vruchtbeginsel  
 3-spletig.  De  stempels  kwastvormig.  Het  zaad  
 bijna  2-hoornig,  in  de  overblijvende  bloemkroon  ingewikkeld, 
   ongesleufd.  Dó  pluim  zamengesteld.  RS.  (2)  
 76.  nitgebreid  Gierstgras ,  met  overblijvenden  wocjel, 
 2-3-voet  hoogen  onbehaarden  zeer  gladden  halm.,  
 de  middelste  bladen  een  half  voet  lang,  3  lijnen  
 breed,  de  takken  der  een  half voet  hooge  pluim  ten  
 laatste  neder  gebogen,  even  als  de  bloemspil,  zeer  
 glad,  het  bloempje  langer  dan  den  kelk.  vH. 
 PI.  Bij 
 (2 )  Nopens  dit  geslacht  en  andere  heb  ik  veel  geleerd  van  den  heer  j.  geslachten  der  Grassen  gay  te  Parys,  die  reeds  slaonorgt e, nm  eent   hBeite zbene sthee egfte vtoolegg ,e wziijcdh.  aan  de  beoefening  der  GrasD  
 5 
 IK