( i 2 9 )
V i e r a t ij l ig e n.
1. Een kelk en eene bloemkroon aanwezig;
«. De kelk zeer. klein; De bloemkroon radvörntiig;
Eene 4-zadige bes. —7 Hulst.
I. De kelk vier-biadig. De bloemkroon 4-bladig.
Eene 4 -kleppige 4-hokkige. zaaddoos.
Vetmuur. .
... c. De kelk veelspletig. De bloemkroon 4-bladig.
Eene 8-kleppige 8-hokkige zaaddoos. — Hui-
zendgraan.
ÏI. Geen dtelk. De bloemkroon 4-bladig. Yier ongesteelde
zaden; — Fonteinkruid. ^
Hl, Gpeh kelk of bloemkroon aanwezig. Vier gesteelde
i zaden* —~ liuppia.
IV; V I E R H E L M I O E N .
ï. Ë ens t i j i igehi .
KoöELKituiD. De algemeene kelk over elkandèr
liggend, de bijzondere buisvormig, onder bet vruchtbeginsel.
De bloemkroon met eene 2-deelige bovenlip en 3-
deelige onderlip. De vrUchtbodem stoppelig. — De
bloemen getropt. R. . .
jyy. laag Vogelkruid, met eene kruidachtige steng, de
wortelbladen bijna 3-tandig, veel korter dan de
bladsteelen, de stengbladen lancetvormig. RS.
P l. Bij 'sGravenhage in de duinen tüsseben de heide; bij
Zwol achter den Kranenberg en te Heemze, G. '
j3. Kaardebol. De algeiileene kelk Veelbladig, de
bijzondere boven bet vruchtbeginsel. De bloemkroon
buisvormig, 4-spletig. Een zaad door den kelk gekroond.
De vruchtboderti kegelvormig, stoppelig. Het zaadpluis
napvOrmig gaaf. RS.
178. wilde Kaardebol, met (ongesteelde) eirond-lan-
cetvormige, eenigzins gepunte bladen, borstelige«.^
regte lijnvormige stoppels, langer dan de bloemkroon; *'*
de omwindsels ingebogen, langer dan het bloemhoofd.
Pl. Algemeen, voóral
gronden.
öp Vruchtbare eenigzins höoge'
I i 79i l>e~