2
■ '/tu
. jY r r J ^ / ^ 4 t/~i
J ' VyA-a* _
y/L . j y . - *^j' *^~-
( i8x )
jP/, Op vele plaatsen iri slooten en vaartern
/ci^.-RurGBiiöEM. De kelk is 5-deelig. De bloemkroon
trechtervormig, met openstaanden 5-lobbigen gelijken, van
binnen ruigern, boord.: De slempèl kopvormig, met a of 3
sleuven. De wanden der zaaddoos zaaddragend. DC.
De bladen drievoudig. De slippen der bloemkroon
overlangs gebaard.
. 3 ég. driebladige. Ruigbloem (water Drieblad. Bat.) met^
. .drievoudige bladen. RS.
PI. In slooten en moerassige gronden, vooral in veenstreken
'óp verscheidene plaatsen.
Verstilt. (3. met smaller, bladen. G.
104. Hottonia. De bloemkroon bekervormig. De meeldraden
ipgeplant op de buis der bloemkroon. De stempel
kogelrond. De zaaddoos i-hokkig;. P.
De kelk is 5-deelig , met lijnvormige, regtslandig-open-
staande slippen. RcL,, *.
2Öo. water Ho ftoniu '^ytater Violier. 'Bat,.)*,’ '.mét gekranste
en gesteelde bloemen, P. '
PI. In stilstaande slooten oj> verscheidene plaatsen.
105. Wateupukge. De kelk half aan het vruchtbeginsel
vastgehecht, blijvend. De bloemkroon bekervormig, 5 -lobbig, niet vijf draadvormige naar binnen gebogen-
schubjes, uit de slippen der bloemkroon ontstaan. De
meeldraden op het onderste der bloemkroon ingeplant.
Het vruchtbeginsel half onderden kelk. De zaaddoos half 5-kleppig. DG.
aöi. rondbladige Waterpunge, met regtslandige steng,
stompe bladen, veelbloemige bloemtros. P.
PI. Öp vele plaatsen langs den zuiderzeekant bij Enk-
■ huizen, Muiderberg; op Vlieland*, in de duinvajleije#
lusschen Beverwijk en Velsen en achter Egmond op
den hoef; bij ’ s Gravesande; Staalduin; bij-Groningen.
G. In Vriesland bij Koehool buiten Franeker en in dé
wouden. M. Bij den Uithoorn; op lage veenachtige
gronden in Gelderland en Zutphen. R! Bij Rotterdam en
tusschen Rottprdam en Delfshaven. v e rm . Op Texel;
in de duinvalleijen bij Overveen; aan de Rleverlaan
buiten Haarlem; bij halfwege Haarlem en Amsterdam,
K-» In Zeeland. büMORTiER. Bij Sparendam El Bij
M 3 Am