/ ƒ
( »71 )
V. V I J F H E L M I G E N .
j. Eenstij-ligen.
'gt. Muizenoor. De bloemkroon bekervormig, 5-spletig,
een weinig uitgerand, , de keel met honigklepjes gesloten.
De zaden glad of stekelig. P.
a3i. water Muizenoor , met 5-ta'ndige bijna onbehaarde
kelken,, derzelver tandjes bijna gelijk,, stompachtig,
gelijk aan de buis der bloemkroon , de bladen lan-*~
cetvormig stomp, genoegzaam onbehaard, de boord
'der bloemkroon meer dan tweemaal zoo lang als den
kelk. RS.
De bladen bezitten Weinige aangedrukte, de steng
meerdere meestal aangedrukte, doch sonts ook
openstaande, haartjes. m
PI. Algemeen aan de kanten der slooten en in vochtige
weilanden.
202» bosch Mji^zeuoor, met opénstaahde 5 - deelige
kelken, de slippen ongelijk en spits, met lange
haren ruig behaard. RS.
Hét is ruiger dan het water Muizenoor, met
geenzins aangedrukte haren pp de bladen. De
trossen zijn meestal gepaard. De bloemen kleiner.
PI. Op verscheidene plaatsen bij „Utrecht,;' in de Die-
mermeer bij Amsterdam, enz. vH.
a33, akker Muixpnap?\K 'met stekelharige steng, de
kelkhaartjgs digi ën openstaande, aan deh top haak-
> vormig. RSl-
De bladen zijn spits en ruig. De kelk -5-spleti«-,
De bloemkroon zeer klein.
PI. In de zaailanden en hoven. G. M. Bij Baarn. Vr. Op
drooge gronden, niet zeldzaam bij Utrecht en elders, vil.
a34. gestrekte Muizenoor met uitgespreide steng, de
takken, de bloemsteélen, die veel korter .zijn’dan
den kelk, en de bladen, die langwerpig-eirond en
stomp zijn., allé gestrekt: RS.
Geheel en al ruig. De kelk over de helft 3-deelig.
De