
 
        
         
		y~r.. 
 U -<yM ^   ^ 
 P 
 M - < 4 y . 
 C  *   y  ■  y 
 £   ^ 4 ^/.  ’  J / p-pPi  <A *V .  / 
 .'  vrK-*^)  lr~6/-  ■ 
 92.  lleine  Zand halm:,  met  bijna  'aarvormende,  lang-  
 werpig-eironde  pluim  (aar),  lancctvonnige  spitse  
 op  de  kiel  gew.imperde  kafblaadjes,  aan  den  voat  
 getakte  opgaande  halmen.  RS. 
 PI.  In  het  Spoel  tusschen Kuilenburg  en  Ever dingen.  K.  
 In  Zeeland  dumobtxeii.  In  de  Hollandsche  zeeduinen  
 op  vele  plaatsen,  bij  Haarlem,  Katwijk,  Scheveningen  
 enz.  vH. 38.  HoNDSTANt),  De  eenzijdige  bloempakjes  in  eenè  rij  
 gerangschikt.  De  kafblaadjes  vliezig,  blijvend,  korter  
 dan  de.  „bloempjes ,. en  deze  aan  den  yoet  alleen  omvattende. 
   Het  bovenste  klepje  van  het  vruchtbare  'bloempje  
 2-spletig-getand.  Een  gesteeld  onbehaard  knodsvormig  
 bloembeginsel.  De  honigschubben  stomp  geknot.  De  
 stempels  bijna  kwastvormig.  Het  zaad  vrij,  ongesleufd.  
 Eene gevingerde aar.  De  aartjes  4-5  in  getal,  draadvormig  
 eenvoudig  en  slank.  ES. 
 q3.  gevingerde Hondstand,  mét kruipende wortelloten,  
 1  gevingerde  wijdstaande  aren,  eenzame-ongesteelde  
 bloempakjes,  zeer  wijdstaande  ruwe  kafblaadjes,  
 de  bladen  aan  den  rand  gewimperd.  RS. 
 PI,  Bij  ’ sGravenhage  achter  de  plaat«  van  den  heer  
 FA&Ei..  C01.1TZ1.  (Door mij  op  den  Eltenbërg nabij  onze  
 grenzen  gevonden*  vH.) 
 3g.  ViNGERGHAs  Dé  bloempakjes  eenzijdig,  de  bloem-  
 steeltjes  a-  of veelbloemig.  Het  onderste  kafblaadje  Zeer  
 klein,  soms  bijna, onzigtbaar.  Het  onderste  bloempje  onzijdig  
 ,  met  eene  eenkleppige  kruidachtige  bloemkroon.  
 Het  bovenste  bloempje  tweekunnig,  met  een  lederachtig  
 hard  klepje.  De  stempels  kwastvormig.  Het  zaad  fijn  
 gesleufd.  De  bloemspil  gevingerd  of bos vormend,  de  aren  
 op  den  rug  platgedrukt  vliezig.  RS. 
 g4.  rood  Vinger gr as,  met  gevingerde  regt-openstaande  
 genoegzaam Viervoudige aren,  bladen en  bladscheden  
 eenigzins  behaard,  de  bloempjes  langwerpig  met  
 zachtharigen  rand.  RS. 
 De bladscheeden zijn  dikwijls met  verspreide  verhevene  
 geelachtige,  soms  haardragende,  stippen  
 x  voorzien.  De  bloempakjes  langwerpig;  de  kal-  
 blaadjes  ongelijk. 
 PI.  Komt  van  zelfs  voort  in  de  hoven.  G. 
 Zeijst  en  de  Bild.  K.  ' 
 E  4 
 Tusschen  
 g5.  glad