df imnstlamtfk Lidsteng, met vele (10-12') gekranste,
lijnvormige spitse bladen,'RS.
Verscheidenheid «, moei[ds-Pidstengmet gekranste
wijdStaaüde bladen. RS.
Plaats. Op verscheidene plaatsen in de Bétuwe, bij
Leerdam, ’s Gravenhage, in Noordholland en Grónfn-
£en. G. In Vriësland. M. Op.de Yeluwe, bij Eeyden
en'Haarleirb. K. Tnsschen Müidcn en Naarden ; in de
sloten bij Bunschoten. R. Bij Nijmegen B. Bij Delft verm.
Bij Yianen en het dorp Heikop , in stilstaand water. vH.
Ver'séh. j$, èlhoo'rn-ïiidsierig ; met vlottende steng,
de . opdergedoken bladen neergebogen,' de bovengekomen
bladen dikwijli als in eene schroef ge-
'kronkèld. RS.
Groeit in stroomend water. Y eRMPI.
In de Maas bij het ‘loft St. Andries. Y esm!
2. T. wees tij l igen.
3. Y cieszaad, De bloemkroon is 2-deelig. De meeldraden
van i tot 5 in getal. Het zaad eirond , zamen
gedrukt, aan de eene zijde vlak, aan de andere bolrond,
naakt, met vliëzigen rand. DC; 4. hysopbladig Vlieszaad ■, meteindelingsche bloem-
aren, lijnvormige, ongenerfde.,puutelooze bladen. P.
PI. Aan het opgaan der duinen ter zijde van het klok«
kenhuis te Overveen. K.
4. Haarsteng- (water Sterrekruidj). Geen kelk. Twee
bloembladen. Eene 2-bokkige,4-zadig,e zaaddoos.RS.
•Er is slechts een meeldraad, die verre buiten de
bloemkroon uitspringt.- Somm.ig^.bloemen zijn eenhuizig. 5« voorjaars 'Haarsteng , met ,3-nervige , boven aan
den steng getropté en groolcre bladen 5 de rand
def zadeii eèn weinig stomp. RS.
Versch. &. met alle de bladen uitgerekt-eirondachtig.RS-
-------- /3. met de onderste bladen lijn vormig uitgerand
(de bovenste eirondachtig). RS.
middelste Haarsteng, (bij sommigen zoo genoemd).
. PI. Beide verscheidenheden ,zijn in ons land .vrij algemeen.
De middelste Haarsteng wordt veel om Utrecht
en bij de Bild gevonden.
Versch. «y , met lijn-lancetvormige , aan weerszijden versmalde
bladen, aan den top stomp en gaaf; de stengen
zode.vprmende , sterkgetakt, voortkruipende, RS.
PI. Op vochtige gronden bij Nijmegen. B !
6. najaars Haarsteng, mët alle de bladen op den
steng verspreid, gelijk, éénnervig, geknot; de rand
der zaden vliezig.
A 4 P I .