Prae caeteris veto jam nune memorantlus V. cl.
REINWARDT, qui, «um janxdudum plantasindigenas
attenta ànimo côâsidex’asset,, bac opportunitatç lpçu-
pletissimurix suum plant arum indigenarum hexvbarium
•et aeduraïissifflas de Flora nostra -aduotationes,
quk est humatxitate mihi usüi tradidit. V. d .
VROLIK , indicandis plantis-, quas prope pagum
■ Bcictrn viderai, et librorum suorum «su conce-
•derido , de hóe opéré optime meritus est. V . cl.
-»QPS , turn suaS, tum alias etiam, quas in g eunsii
manuscriptis inveijerat, obscrvationes mec um. com-
municavit. Doctiss. d e , b eijer plantarum, quas
Iprope Neomagum legex'at, species plurimas indicavit,
•iix Px'ovihciis nos tris nondum repertas. Dum o rtier ,
Botanicus doctissimus Toi-nacensis, mihi herbas
x’ariox’ès , quas in itinereper Zeelandiam obsexwaverat,
per liItéras indicavit, quod eo gratius mihi accidit,
quia haec pi’ovixxcia a Botaixicis receutiox’ibus xxum—
quam perscrutata fuit.
Flora nostra horum omnium labçribns ditata, altéra
mihi -rCstabat difficultas, plantarum nempe Cryp-
togamiéçirum Studium 5 ad quam Floi’ae pax'tem,
una cüm reliquis tractandam., vix’es omnino impàx'cs
sentiebam. Ne mxlcm h o c , ninxis longo post P lia -
nerogamas interposito intervallo, in lueem edere-
tur , auxilio fuit amjcissimus w. P. VAN d e n ende ’,
-qui plantis Gryptogamicis magnam operam imper-
tiv it, quique eas altex‘o volumine, quam cito fieri
possit, editux’us est.
Quod
- Voor allen echter móet ik mijnen hoogsten dank
betuigen aan den Hoogleeraar Re inw a r d t , die, na
dat hij reeds lang met de grootste oplettendheid onze
inlandsche. planten had gadegeslagen, mij bij deze
gelegenheid zijne- rijke verzameling van inlandsche
gedroogde planten en zijne allernauwkeurigste aan-
teekeningen over onze F lo ra , roet de hem eigene
welwillendheid ten gebruike heeft toevertrouwd. De
Hoogleeraar VRQEIÉ was mij-, door de opgaaf der
planten, in de omstreken van het dorp Baarn gevonden,
en door het leenen van sommige botanische
werken, méde van grooten dienst. De Hoogleeraar
KOPS heeft mij, niet alleen alle zijne eigene aantee-
keningen, maar ook die, welke hij in de handschx'iften
van VAN GEUNS gevonden had,, medegedeeld. De
Heer de beijer gaf mij, oixder de planten, welke
hij bij Nijmegen vond y vex'scheidêne soorten op, die
vóór hem nog nooit in onze gewesten waren opgemerkt.
De Heer DVMORt ie r eindelijk, een zeer bekwaam
Botanist te Doox’nik, gaf mij in zijne brieven de lijst
der zeldzame planten, welke hij op een x’eisje door
■ Zeeland ©pgemei’kt had , hetgeen mij des te meer
welkom was, daar deze provincie door onze latere
plantkundigen nooit doorzocht is geworden.
Onze Flora door alle deze bijdragen vex’iijkt zijnde,
bleef er mij nog ééne zwarigheid over , de moeije-
lijkheid namelijk der beoefening van de Cryptoga-
mbsclie planten, welk gedeelte onzer Flora ik wel
gevoelde, niet te gelijk met het ovex-ige te kunnen
afwex’ken. Ten einde echter deze klasse, niet te lang
na de uitgave der Phanerogamen, in het licht
zoude komen, heeft mijn vriend de Heer W. P. VAN
DEN end e , die reeds lang veel wex*k van de Cryp-
togamische planten gemaakt heeft, dit gedeelte van
mijne taak op zich genomen eu zal deze planten
in een tweede deel, zoo spoedig nxogelijk , uitgeven.
4 Wat