
 
        
         
		./*»-** 
 ’-V ~>  / 
 JU '7^ -> 
 •AC* 
 ^rrr-/ 
 / 
 v/V' 
 <37.  Kalmus.i  De  bloemen-zijn  in  eene  rolronde  zijde-  
 lingsche  aar  geplaatst.  De  bloemkroon  kafbladig met  zes’  
 blaadjes.  Eén  vruchtbeginsel.  Geen  stijltje.  De  zaaddoos  3  kantig,  3-hokkig.  DG. 
 t  4i8.  geurige  Kalmus■,  met  de  punt  der  bloemsteng  
 zeer  lang  en  bladvorinig.  P. 
 P/.  In  moerassige  streken  op  vele  plaatsen. 
 t55.  Bloembies.  De  kelk  is  6-deelig,  kafbladig.  De  
 meeldraden  zes  (of drie  in  getal.  Het stijltje  kort,  met  drie  
 gfevederde  stempels),  De  zaaddoos  3-hokkig,  3-kleppig,  
 de  klepjes  op  het  midden  met  een  dwarsschotje.  De  
 talrijke  zaden  zijn  op  dit  dwarsschotje  vastgehecht.  —   De  
 bladen  bijna  rolrond  onbehaard.  DC. 
 Deze  planten  zijn  altoos  eenigzins  stijf  en  hard  van  
 zelfstandigheid.  De  bladen  met  oortjes  aan  den  rand  der  
 bladscheede. 
 Aanm.  Alle  onze  soorten  van  Bloembiezen  en  Veld.   
 biezen  zijn  gerangschikt  naar  het  werk  van  e.  h.  f .  
 Meijer,  Synopsis  Juiicorum  et  Lnzularum.  Göttmgen  
 1822  en  1823,  welke  schrijver  naar  mijne  gedachten  
 beter  dan-zijne  voorgangers  de  soorten  onderscheiden  en  
 de  Synonyma  opgeteekend  beeft. 
 I.  De  schaal  van  het  zaad  aan  liet  binnenste  gelijkvormig. 
   MEIJER. 
 #  Geene  bladen;  enkele  rolronde  wortelbladen  zelden  
 '  '  '  ''-aanwezig. 
 4 19.  gemeene Bloembies,  zonder bladen,  de  bloemsteng  
 glad  groen  stijfachtig,  de  biespluim  (2)  van  boven  
 tweewerf'verdeeld  ingebogen ,  de  kelkslippen  lancetvormig  
 gespitst,  een  weinig  langer  dan  de  om-  
 gekeerd-eironde  ingedrukte  zaaddoos,  drie  meeldraden. 
   MEIJER. 
 Versch.  getrapte  Bloembies,  met  eene  zijdelin^sche  
 getfopte  biespluim. 
 PI.  Op  vochtige  onbeschaduwde  plaatsen  algemeen.  
 Versch.  /3.  uitgebreide Bloembies, met eene  zijdelin«-sche  
 uitgebreide  biespluim. 
 P l.  Op vochtige  eenigzins beschaduwde gronden algemeen. 
 .  >4'  .  .  420.  ge~ 
 (2)  Meijer,  noemt  eene  Biespluim   eene  zoodanige  bloei-  
 Wijze,  die  der  pluim   zeer  nabij  komt,  maar  van  dezelve  
 verschilt  door  eene  zoo  korte  bloemspil,  dat  de  meeste  takjes  
 haar  in  lengte  te  boven  gaan.  Zie  e.  h .  f.  metier ,  Jundi  
 generis  monographiae  Specimen.  Göttingen.  1810.  bl.  11.  ' 
 *  V  >  -*v  • s*\  *