( )
ïg i, ruwachtig Walstroo, met 6-Voudige lancetvormige,
aan den rand achterwaarts gezaagd-stekelige
gepunte stijve bladen, de stengkanten stekelig-
.gezaagd. DC.
De geheele plant is boven de andere soorten van
deze afdeeling door zijne ruwheid merkwaardig.
De bladen soms 8-voudig. De vrucht is door het
vergrootglas ruwachtig.
Tl- Bij Harderwijk op de stads weide, ook langs de
duinen. G. Aan de kanten der slooten buiten Franeker
eh èlders. M. Bij Lochem in natte weilanden. R! Bij
Katwijk 5 aan den weg naar Voorschoten, mulder.
Buiten ’ sGravephage naar den kant van Waasdorp. V ekm.
In de slooten bij Bergen op Zoom ; om Etten en Roo-
zendaal. K. Tusschen de duinen bij Haarlem , Overveen
en Zandvoort; bij Loenen aan de Vecht. vH.
II. De vrucht onbehaard, knobbelig.
* '• «i * »
193. neder liggend Walstroo, (L.) met 4-6-voudige om-
gekeerd-eironde spitse bladen, de steng liggende ,
de takken bijeen geplaatst uitgerekt, de bloem-
steelen veelbloemig, DC.
De bladen aan den rand naar voren ruw, de onderste
omgekeerd-eirond , stomp, kort gepunt, de,
* bovenste lancet-lijnvormig spits. De bloemkroon
wit. De plant wordt door het droogen zwart. —
Onze exemplaren zijn volmaakt gelijk aan die,
Welke ik in den Hartz heb verzameld.
T l. Aan drooge wallen bij Harderwijk. Ehrhart bij vG.
Op hooge drooge gronden omtrent Groesbeek boven
INijmegen} algemeen bij Rheede boven Arnhem. vH.
III. De vrucht stekelharig.
190. stekelig Walstroo, met 8-voudige lancetvormige,
op de kiel ruwe achterwaarts stekelige bladen, de
knokkels vlokkig, de haren der vrucht haakvormig,
de steng getakt. DC.
T l. Gemeen aan de wegen, in heggen, bosschen en ruwe
vruchtbare plaatsen. ,
jg4, regtstandig Walstroo, met 8-voudige lancetvor-
raige, op de kiel ruwe, achterwaarts stekelige
bladen, de knokkels bijna vlokkig, dikwijls onbehaard,
de haren der vrucht haakvormig, de steng
eenvoudig DC.
I 5 De