
 
        
         
		Z n -  i s y n . f c t 
 v'.d.ïTfƒ 
 ƒ /   / jf fr^.pc,  / ? 
 j .   ^ 4 ^ .   t t S S E ?   ^   j j 
 5^ y 
 ^ A -  ^ i r :   % i ’ 
 £JZt&.w: H  2  | ~ j f j |  M Ë h l ^ . 2&Z^An  
 Ü 
 ^mssfc,  m 
 v . u ~ j , . j b k   ^ J S U Ê ê Bp ®9 ê   *P£? 
 u Y .^ v r W t .^ y -   'SfOyyJi#. tfc y - 
 'i  W i   ) 
 stadsmuren ' v&f^ Xmsterdam *  öp  Mmderbcrg.  t l !  Bij  
 -Jjqgden. en  Katwijk.  K-  Bjj  ’sGravenhage.  Z.  Op  dc  
 Wallen van Utrecht.  vH. 
 ##  De  bloembladen  langer  dan  den  kelk. 
 54g.  akker  Hoornbloem,  met  de  bladen  lijn - lancetvormig  
 zachtharig, de  bloemkro'on ‘IWé'e'niaal'grb'öter  
 dan  den  ke lk ,  de  zaaddoos  langwerpig,  de  steng  
 aan  den  voet  een weinig  liggende.  DC. 
 P I.  Op  vele  plaatsen  langs  de  wegen  en  elders,  op  
 hooge en  drooge  gronden. 
 55o.  water  Hoornbloem,  met  hartvormige  ongesteelde  
 bladen,  de  bloemen  eenzaam,  de  vruchten  hangende  
 ,  bijna  kogelrond.  DC. 
 De  steng  is  gegaffeld.  De  bloembladen  diep-twee-  
 deelig ,  een weinig  grooter  dan den  kelk. 
 PI.  Algemeen  op  wateraohtige  plaatsen,  aan  de  kanten  
 der  slooten,  enz. 
 .237.  S p u r r i e .  De  kelk  is  5-deelig.  Vijf  gave  bloembladen. 
   De  meeldraden  5-io  in  getal.  De  zaaddoos  1-  
 hokkig,  5-kleppig.  DG. 55i.  akker  Spurrie,  met  gekranste bladen,  de  bloemen  
 10-helmig ,  de  zaden  zonder  vliezigen  rand.  DC. 
 .  'k  \v\, 
 PI.  Algehièen  op  de  akkers  der  duinen  en  in  de^  zandige  
 bouwlanden  van  Gelderland,  enZ.  \ 
 S N K \   ■ 
 bSi.y>ijfhelmige  Spurrie,  met  gekranste  bladen,  de-  
 bloeihen  .genoegzaam  5-h'elihig,  de  z'aden  mct  vlie-  
 zigejt  rand.  DC. 
 Zn  is kleiner dan de vorige en bijna altoos onbehaard.  
 PI,  Overvloedig achter den Hoef en Bergen buiten Alkmaar ;  
 in  het  Bentveld  buiten Haarlem ,  enz.  G.  In  Vriesland  
 bij  de  vorigefjM.  Bij  Harderwijk  en  Haarlem.  vG.  Te  
 Velp  buiten  Arnhem;  bij  Amerongen.  b e r &sm a   !  Te  
 Zeijst  en  Driebergen.  vH. 553.  knoopvormende  Spurrie,  met  tegenovergestelde  
 elsvormige  gladde  stompachtige  bladen,  de  onderste  
 eene  breede  scheede  vormend,  de  jonge  bladen  
 met  bosjes-in  de  oksels  vereenigd,  de  stengen 
 meest