5o7. gewóón Duizeiidguldenkruid, met langwerpig-
eironde bladen, aan den voet in eene roos bijeen
geplaatst, de steng uitgerekt, de bloemen bos- of
pluim-vormend, aan den voet van i~2 schubjes.,
omgeven. P.
De bloem is somtijds wit. De houding der plant
wisselt zeer ah
Pl. Bij Breda, Breesaap bij Velsen en elders op vochtige
plaatsen in de duinen; te Brummen bij Zutphen. vH.
In het Sticht bij Werkhoven ;* bij' Amersfoort, v a n d i ik !
(De groeiplaatsen door de gorter epgegeven zijn met
opzet overgeslagen.)
Versch. (3. duinachtig , met lijn-lancetvormige bladen. vH.
PI. In de Haarlemsche duinen bij Overveen aan den Aardenhout
, het z warte water, enz. vH.
Versch. y. moerassig, zeer klein, met weinige bloemen. vH.
Pl. In een weiland bq Franeker, niet ver van Vqfhuizen.
BERGSMA!
Aanrn.' De soorten van dit geslacht behoeven bij ons
eene nadere herziening.
2. T w e es tg l i gen.
mg Engbloem. De bloemkroon bijna radvormig, 5-
■ deelig. De stuifmeelhoopjes buikvormig. De stempel
met een tophaartje. Gladde hulzen. R, brown.
Eene schildvormige vleezige , 5-io-lobbige, van binnen
eenvoudige honigkroon. De stuifmeelhoopjes onder den
top vastgehecht. De stempel met een zeer kort en gaaf
tophaartje. Twee gladde hulzen. De stengen bijna regfc-
standig. RS. 3o8. gifwerende Engbloem, met reglstandige steng, de
bloemkroon' ongebaard, de bloemsteeltjes van den
eenvoudigen bl'oemscherm driemaal langer dan de al-
gemeene bloemsteel, de honigkroon 5-lobbig. RS.
P l , In Ynesland in het Gaasterland. beücker an d r ea e. 3
O 3 i3o. G en