
 
        
         
		p l.  Overvloedig  tip  den  weg  naar  de  Helder  op  liet  
 Koegras,  en  aan  den  zeekant  bij  ’sGraveSande ,  Enk-*  
 huizen  en  Delfzijl.  G.  Op  verscheidene  plaatsen  in  
 Vriesland.  M.  bejigs.ma.!  Aan  het  strand bij  Harderwijk;  
 op  de  eilanden Wieringen  én  Texel.  R !  Te  Roekan je  
 bij  den Briel.  K.  In Zeeland,  d um o r t ie r .  Aan het  Y  bij  
 Amsterdam,  b er g sm a   en  vH. 
 S5Sn  heésteracHtigë  Gahzevóet,  fëgtstandig,  heesterachtig  
 ,  de  bladen  balf-rdlrond  stompachtig  ongewapende  
 RS» 
 Deze  heester  is  zéér  fraai,  altoos  groen.  De  
 höüding  als  van  het Loogkruid;  doch  dé  zaden  als  
 Van  liet'  geslacht  Ganzevoet,  kleiner  dan  ih  den  
 zee  Ganzevoet.  RS. 
 PL.  Op  de  eilanden Walcheren  eri  Texel.  G. 
 i 36.  B ie t .  De  kelk  is  5-^leélig,  aan  den  voet  met  het  
 vruchtbeginsel  half zamenïiahgendé.  Het  zaad  niervorinig,  
 inët den voet in deii zaaddoosvormigen kelk ingewikkeld.DC.  
 33g.  zee  P i e t ,  met  gepaarde  bloemen,  de  steng  aan  
 den  voet  nederliggende,  dé  bladen  driehoekig,  
 gèstéeld.  P. 
 De  bladen  eirond,  de  Wortclldaden  zeer  groot  en  
 gesteeld;  de  stengbladen  overhoeksch  ongesteeld.  
 De  bloemen  groen,  ongesteeld,  in  dunne  einde-  
 lingsche  ai’en,  van  kleine  blaadjes  voorzien.  De  
 stempels  dikwijls  drie  in  getal. 
 PI.  Aan  den  zeekant bij  Helvoetsluis.  G.  Aan  den  Katten-  
 burger-haven  en  aan  den  Zeedijk  naar  Zeeburg  bij  
 Amsterdam.  K.  Bij  Harlingen.  b e r g sm a .  Op  verscheidene  
 plaatsen  in  de  buitendij ksche  landen  aan  het  Y  bij  
 Amsterdam.  vH, 
 i3y.  L o o g k r u id .  De  kelk 5-deelig,  blijvende;  de kelk-  
 slippen  na  den  bloeitijd met  een verdroogd  aanhangsel  op  
 den  ru0"  voorzien.  Twee  of  drie  stempels.  Een  eenzaam  
 zaad;  dé  kiem  aan  den  omtrek  van  het  zaad.  DC. 
 34o.  prikkend  Loogkruid,  kruidachtig  openstaande  
 stekelharig,  de  bladen  elsvormig  puntig-gedoornd,  
 de  kelken  eenzaam,  met  vlakke  gekleurde  aanhangsels. 
   RS. 
 De  bladen  zijn  dik,  van  onderen  en  aan  den  
 rand,  even  als  de  Steng,  ruw  en  stekelharig.  De  
 bloemen  eenzaam  ongesteeld,  met  drie bladvormige  
 en  gedoórnde  schutblaadjes  aan  den  voet  voorzien.  
 De  kelk  is  na  den  bloeitijd  kórt  en  nedergedrukt  
 met zeer  breede rondachtige  en vliezige aanhangsels. P 4  PA  Op