met vlakken boord. De zaaddoos kant zuil vormig, 2-3-
hokkig, aan den top openberstend. DC.
272. spiegelvormende Kantzuilvrucht, met sterkge-
takte uitgespreide steng, de bladen langwerpig, gekarteld
, de bloemen eenzaam, de kelkslippen
even lang als de openstaande bloemkroon. DC.
P l. Algemeen in de bouwlanden.
ti i . Ra ponsie. De kelk is 5-spletig. De bloemkroon
radvormig, met zeer korte buis en vijf lange lijnvormige
slippen. De zaaddoos 3-hokkig, met1 zijdelingsche poriën
openberstend. DC.
'273. aarbloemig Raponsje, mek.1 hartvormige dubbeld-
getande wortelbladen, lijn-lancetvormige getande en
ongesteelde stengbladen, eece uitgerekte aar. DC.
■ Pl. In böSGhachtige streken bij Nijmegen. dG. B ! Bij Harderwijk.
R. Bij Arnhem, beucker andreae.
112. Kam per fo e lie . De kelkis 5-tandig. Debloetnkroon
buisvormig, 5-spletig, onregelmatig. Eene 2-3-4-hokkige
veelzadige bes , onder de bloem. P.
In onze inlandsche soorten van Kamperfoelie zijn de
bloemsteelen i-bloemig. De bes vrij, 3-hokkig.
274. bosch Kamperfoelie, met kaakvormige einde-
lingsche kopvormende bloemen, alle de bladen gescheiden.
DC.
In mijne exemplaren zijn de bladen alle, behalve
de beide bovenste , onbehaard. Zij behporen derhalve
tot de verscheidenheid y van aiton.
P l. Op verscheidene plaatsen in de bösschen; algemeen
door geheel Gelderland.
i i 3. Toorïs. De kelk is 5 - deelig. De bloemkroon
radvormig, 5-lobbig, ongelijk. Yijf ongelijke meeldraden;
de helmdraden hellende en aan den voet meestal vlokkig.
Dé zaaddoos 2-kleppig, 2-hokkig, eirond of kogelrond. DG.
# Met neerloopende bladen.
275. wolbladige Toorts, met gekartelde viltige bladen,
N dö