
 
        
         
		<  8 ®   ) 
 eo  üatt  hetzelve  vastgehechfc,  gaaf  o f  4 -tandig.  De  
 bloemkroon  klokvormig,  4-spletig.  De  meeldraden  op  den  
 vruchtbodem  yigeplanl;.4 ^De  bes  kogelrond,  gcsnaveld,  
 4-hokkig,  met weinige  zaden.  DC. 
 Er  zijn  8  of  10  meeldraden.  De  bloemkroon  is  4-   of 5-  
 spletig.  De  bes  4-  of 5-hokkig. 
 #  De  bloemen  genoegzaam  alleenstaande. 
 :t  f; «itór ’ 4g i.f^Ifiauwe Boschbessen,met i-bloemlge bloemsteelen,  
 de bladen gezaagd eirond afvallende,de steng kantig.P. 
 Dèrijpe bessen zijn eetbaar, donkerblaauwvan kleur. 
 PI.  Overvloedig  in  de  meeste  bosschen  op  de  Yelnwfe;  
 bij  Amerongen-  op  het witte  veen  bij  Haren,  en  op  het  
 heideveld  bij  de  Harendermolen  bulten  Groningen.  G. 
 In  Vriesland  bij  het Heereuveen,  Dragten,  Gorradijk  en  
 elders  in  de  wouden.  M.  Bij  Rliecnen  ,  de  Grebbe,  
 Driebergen ,  enz.  vil. 
 492.  veen  Boschbessen , "met  i-bloemige  bloemsteelen ,  
 de  bladen  omgekeerd-eirond  of  lancetvormig  onbehaard  
 ,  .afvalJende;  de  takjes  rolrond.  P. 
 De  bladen  zijn van.onderen  een Weinig witachtig. 
 De  rijpe  bes  zwartachtig.  v 
 PI.  Overvloedig  in  het  veen  bij Varseveld  in het graafschap  
 Zutphen.  G.  R.  Achter  Laarsen.  R. 
 *‘4 ¥  De*bloèmen  tuil-  of  trosvormende. 
 4g3.  roode  Boschbessen,  met  eindelingsche  knikkende  
 trossen,  de  bladen  omgekeerd-eirond  blijvende,  
 met omgerolden gaven rand,van onderen gestippeld.P. 
 De  rijpe bessen  zijn  rood,  zuurachtig  en  verkoelende.-  '  s 
 PI.  Aan  het  Elspeeter,  Wiselsche,  Sourensche  en  andere  
 bosschen  op  de  Veluwe  ;  buiten  Groningen.  G..  Bij  de  
 blaauwe  Boschbessen  in  Vriesland.  M.  Bij  Baarn.  Vr. 
 Bij  Wolvega  in  Vriesland,  bekgsma! 
 2og.  Andbomeda.  De  kelk  is  zeer  klein,  5 -deelig,'  
 ojn  het  Vruchtbegipsél.  De  bloemkroon  5 -spletig,  met  
 teruggeslagen slipjes.-  De zaaddoos 5-hokkig, 5-kleppig.DC.  4g4.  witbladige  Andromeda,  met.overhöeksche  lancetvormige  
 omgerolde bladen,  de  bloemsteelen getropt,  
 de  bloemkroontjes  eirond.  DC. 
 De bladen  zijn  van  onderen wit,  met  omgerolden  
 rand.  De  keel  der  bloemkroon  zaméngetrokken.P 
 I.