S f l - A
## De bovenlip der bloemkroon gewelfd, niet
zamengedrukt.
35. vreemde Salie, met gezaagde gegolfde bijna gladde
bladen, de bloemkroon smaller dan den kelk. P.
Pi. Bij Uilenpas, Enghuizen en elders in Gelderland. G.
a. Tweestijligen.
14. G a l ig a a n . De kelk is veelbladig, i-bloemig,
met over elkander liggende kafblaadjes, waarvan de buitenste
de kleinste zijn. Geene bloemkroon. Het zaad
heeft een dubbeld bekleedsel. RS.
De aartjes liggen aan alle kanten over elkander. Het
stijltje is afvallënd. De stempels 2 of 3. 56. moeras Galigaan, met vanboven tweewerf verdeelde
bladrijke pluim, kopvormend - getropte -aartjes,
ronde gladde blatjrijke ^jiaim, de randen en de kiel
der bladen ruw. Bnowfï*. *' *
PI. Aan de kanten der rivieren en staande Wateren op
verscheidene plaatsen, G. Op den weg van Ginkel naar
Kudelstaart in Holland; bij Rosendaal; is niet zoo
gemeen als de gorter schijnt aan te. duiden. R, Bij
Leiden, Warmond en Rijnsburg. Mulder.
15. Reukgra s. De kafblaadjes van den kelk zijn vliezig, 5-bloemig, langer dan de bloempjes. De zijdelingsche
bloempjes zijn onzijdig, i-kleppig, de eene onder de
helft aan den voet van eene gedraaide en geplooide, de
andere aan den top van eene regte naald voorzien. Het
middelste bloempje tweekunnig, bijna driemaal korter
dan de zijdelingsche. De klepjes stompachtig ongenaaid.
Het stijltje van onderen eenvoudig; de stempels zeer lang.
Het zaed vrij, gesleufd. RS.
$7. gemeen Reukgras, met eene eirond - langwerpige
aar, de bloempjes eenigzins gesteeld , langer dan
de naald, wijdstaande , de buitenste klepjes ge-
wimperd. RS.
PI. Op vele plaatsen, zoo wel op klei- als op zandgronden.
Versch. j3. met eene losse getakte aar. RS
PI. In Vriesland. Mu ld e r . Op vette grpnden bij Utrecht,
enz. vHVersch.
y. met zaehtharige kafblaadjes. L eers.
P /. In de duinen van Holland en op de Amersfoortsche
heide, favrod. ^ij Utrecht, vli.
B 5 GR