Quidni igitur, antequam plantas nostras ad medi-
cam aliasve artes conferamus, ipsas accuratius co -
gnoscamus ? Quidni nostra imprimis interesse pute-
mus, ut apto ordine indicentur, ut sciamus, quaenam
plantae apud nos, et quo loco, crescant et quibus
notis distinguantur, verbo , ut Belgii nostri conscri-
batur F lo ra , ad normam recentiorum in hisce
cognitionum exactam, qualem hactenus frustra de-
sideravimus ?
Profecto ut nemo aequus harum rerum arbiter
summam rei negabit utilitatem, sic erunt fortasse
nonnulli, qui metuant, ne sic iniqua de iis , qui
hactenus in conscribenda ejusmodi Flora operam
collocarunt, feratur sententia. Neque is ego sum,
qui g or teri , viri summi, qui post m e e sii Floram
Frisicam (1760) primus hanc rem aggressus est, F lo -
ramVIIProvinciarum (1781) parvifaciam. Sed hoc
v o lo , turn propter genera omnino non descripta,
turn propter species satis multas, post viri aetatem
rectius cognitas, nostris quidem temporibus, Patriae
Floram earn appellari non posse. Viderunt h o c ,
turn alii,turn maxime doctissimi Botanici s. J.VAN geuns
(i788)et j. L. G. DE geer (1 814),qui,Spicilegiis maxima
cura elaboratis, partem ejus,quod Florae deerat,
suppleverunt. Alia additamenta praebuerunt, turn
Virclar. kops in Flora Batava, turn Vir clar. REIN—
WARDT in appendice, quam opusculo, quod de
plantis indigenis scripserat schuurmans stekhoven ,
subjunxit. Hie enim varia scriptorum inventa in unum
colligere tentaverat; (Kruidkundig Handboeh 18 15 )
at species varietatesque non rite distinxerat, loca na-
talia, plurimis omissis, ad verbum , neque id satis caute,
de-
\ \
V O O R R E D E. VII
Voor dat wij échter onze planten in de geneeskunst,
o f rot ahderé oogmerken aanwenden, behooren wij
dezelve naauwkeurig te kennen, en hiertoe is eene juiste
opgave van. dezelve, volgens eene geschikte orde,
noodzakelijk, om. te weten, wélke planten bij ons
voorkomen, waar zij groeijen en door welke kentee-
keiien zij onderscheiden worden. Van hoeveel belang
is dan nieft ëené Flora van ons vaderland, op de
hoogte der nieuwste ontdekkingen in dit vak, waarnaar
wij tot nu toe vruchteloos hebben uitgezien!
Inderdaad, geen onpartijdig béoordeelaar zal het
groote nut van zoodanige ondexmeming wederspx’eken,
dorh Sommigen Zullen het <n‘ weMigt voor houden,
dat ik een te streng oordeel vel over hen, die ziëh
tot hit the m et dit bnderwérp hebben bezig gehouden*
Dit is ër echter zeer verre s&, én ook ik acht eenen
t)E g o r t e r zeer hoog, d ien a de Flora Frisica
vqn m e e se (1760), in zijne Flora onzer VII vereje-
xxigde gëwéstèh .(i 78 x ) ‘het eerst dit werk'heeft aah-
gevat. Zijn »arbeid kan'"echter , in ónzen leeftijd ,-
geexxe Flora van ons vaderland genoemd wox’d en,
zoo wegéns de geheel ontbrekende beschrijving der
gesladhten, als vooral wegens het groote aantal soorten
die nieh ha zijnen tijd béter heeft leeren kénnen. Dit
gébrek Ïs bhdér andérgh opgemerkt door de bekwame
plantkundigen S.J. VANGKlJNs ( iy8 ‘8) en 3. E. G.TWE g e e r
( 18 i 4) , dié, iü twee adlelmaattwkeuxigk uitgewerkte Bijvoegsels
i een gedéëltë, *Vaïx hetgeen nog aan onze
FJprd ontbx'akVhebb.enaarigevitld. Andere bijdragen
vindenHVxj .in de Flora Datava van den Hoogleeraar
kóps ehhi'eëh aanhangsel van den ‘Hoogléeraar r e in—
VVAHb'r,> gevoegd achter het Werkje, door den Heer
SCHUURMANS s tekh o v en over onze inlandsche
planten geschreven. Deze had namelijk in een Kruidkundig
Handboek getracht, de ontdekkingen onzer
Vaderlandsehe schrijvers in één geheel te verzamelen,
doch hij had de soorten en verscheidenheden niet
i’egt onderscheiden eix van de groeiplaatsen vele
* 2 over