bruinachtig; de schildjes aangedrükt, stomp-gerand , schildvormig
en doorgaans enkelvoudig. Hoffmann en F ries.
PI. Op groote keisteeneu , die lang in de opene lucht gelegen
hebben. G. Op groote steenen bij Oldenzaal.
J. Wttewaall 1
D. Schijfmosachtigen.
(Het loof horizontaal, enkel korstachtig. De schildjes
van den beginne af open , óf schotelvormig , of half-kogel-
rond, dikwijls gerand).
X IY . K leurschild. De schildjes vrij ontsproten , in
den beginne gerand, daarna half-kogelrond, of kogelrond
naauwelijks gerand vast en kopvormig. De schijf altoos
open ; in den beginne stipvormig-ingedrukt, daarna
verbreed gezwollen en den bleekeren rand overdekkende;
rustende op eene vaak bleekere, doch nooit koolzwarte
onderlaag. — Het loof horizontaal , korstachtig. Geene
stelen. De rand nooit van den beginne af zwart. Zie F ries
p. 247.
292 vleeschkleurig Kleurschild , de korst met het onderloof
vermengd vernisachtig , korrelig, blaauwachtig ; de
schildjes meer of min vlak , bedauwd , vleeschkleurig , het
omvatsel bekervormig , met stompen rand. F ries.
De schijf is altijd vleeschkleurig , of dun-bedauwd , meer
of min vlak.
PI. Op oude wilgenstammen te Helpen bij Groningen. vH.
Op ijpen te Utrecht. J. Wttewaall !
293 voorjaars Kleurschild , het . onderloof vliezig-vernis-
achtig en witachtig , later fijne blaauwachtige korreltjes
voortbrengende ; de schildjes gezwollen , naakt, verkleurend
, het omvatsel bekervormig , met stompen verdwijnenden
rand. Fries.
Dé