anderen korte aangedrukte, anderen eindelijk zeer korte uitwendig
naauwelijks zigtbare dragers. De draden nemen met
meérderen leeftijd in lengte toe.
PI. Groeit in slooten , staand% wateren, aan waterplanten
vastgehecht bij Haarlem. Speiigerber ! Groningen, v. H.
Mq.
XXXIX. Watererwt. Loof geleiachtig, bijkans kogelrond,
vast, met onverdeelde , regté , toegespitste , geleedde of bijkans
ongeleedde draden , wélke op eenen korrel vastzitten en
uit een gemeenschappelijk punt uitstralen.
Zijn moeras- of zee-plantjss, veelal klein, donker groen,
van het voorgaande geslacht door de onverdeelde draden vrij
gemakkelijk te onderscheiden.
gemeene Watererwt. Bijkans kogelrond, glad, wreek,
glanzend , donkergroen. Agardh.
Vormt bolletjes van de grootte van mostard- of lijnzaad , zeer
hard, veerkrachtig, moeijelijk zamen te drukken, zeer vast
aan ligchamen onder water (b. v. aan het mannagras) gehecht. —
De gedroogde plant is gerimpeld, plat, groengeel, maar in
water spoedig herlevend. Daar deze planljes.de stammen der
Glyceria geheel bekleeden , schijnen deze , gedroogd zijnde ,
als met een geel poeder bedekt.
PI. In eene sloot op den weg naar het Haagsche schouw. De
Haan ! Op Potamogetons bij Haarlem. Splitgerber ! Groningen.
v. H. Mq.
'XL. Kogelrei. Geledingen bijkans rond, van ongelijke
grootte , tot eenen regten of geringden draad los verbonden,
van gelei omgeven.
Dit. geslacht staat als het ware in het midden tusschen Oscil-
latoria en Nostoc, Op den eersten blik en matig vergroot vertoont
het vierkantig-ronde , vrij in gelei liggende bolletjes.
Maar in water gelegd en sterker vergroot, ziet men de bol-
, le