1
WIEREN (AGARDH).
Gewassen zonder zaadlobben , in het water of op vochtige
plaatsen levend , naakt of door een bewerktuigd
slijm omgeven, kristalvormig , kogelvormig , draad vormig,
vliezig of Lederachtig, veelal uit verlengde, vrije of tot
eenen bepaalden vorm vereenigde cellen gevormd , door de
geheele oppervlakte de voedselstof opnemend, groen of
gekleurd. De vruchtmaking of ontbrekend (en dan zijn deze
gewassen levendbarend: of uitspruitend) of in de meer volmaakten
door zaadkiemen (sporidiën), welke of op de oppervlakte
ontstaan of in de zaaddoosjes of vrachtdragers SU»
gesloten zijn.
I Aanmerk. De laagste vormen der Wieren honden als
het ware het midden tusschen het dierlijk en plantaardig
leven , zoodat zij in de verschillende ontwikkelingstoestan-
den beurtelings als leden dezer beide natuurrijken kunnen
beschouwd worden. Wij zullen echter bij velen afzondert
lijk vermelden , hoe onzeker deze zaak nog thans isi
Want van de meeste dezer twijfelachtige wezens kennen
wij alleen de gedaante , terwijl hunne ontwikkeling en levensgeschiedenis
geheel onbekend zijn . en er is geen twiji
fe l, of vele soorten zijn slechts de verschillende ontwikke-
lingsvormen van e'e'n plantaardig of dierlijk wezen.
I I Aanmerk. De Wieren zijn ware ïcafer-gewassen ,
waardoor zij van de in de lucht levende Korstmossen en van
Zwammen , welke uit rottende o f zieke ligchamen o f uit
de overblijfselen de) rotting ontstaan , verschillen.
Zij 'groeijen in zout en zoet water alom, zeldzaam op
vochtige ligchamen. In de zee maken zij de hoofdzakelijkste
vegetatie u it , doch schijnen zij vooral langs de kusten en
in de nabijheid des dampkrings te ontstaan , terwijl het
midden en de diepte der zee onvruchtbaar schijnen te zijn.
SLEU