KORSTMOSSEN.
Planten zonder zaadlobben, op levende boomen, op hout,
op aarde of op steenen , nooit in het water, groeijende ; celachtig
van bouw ; verschillend gekleurd.
Het loof, dat de deelen der bladmaking vertegenwoordigt
, steng-vormend , getakt , of horizontaal, bladacbtig ,
lederachtig, kraakbeenig of geleiachtig (Lilmos) , naar den
omtrek heen uitgroeijende , of ook wel horizontaal en alleen
korstachtig; nooit ware , wel onderscheidene bladen dragende.
Het schildje, of het deel der vruchtmakiog , meest
schijfvormig, zeldzamer balf-kogelrond, of kogelrond , lijnvormig
of van andere gedaante ; somwijlen , vooral in vochtige
en schaduwrijke streken, geheel ontbrekende.
De vermenigvuldiging geschiedt óf door vruchtkiemen ,
die in de schildjes bevat zijn , óf door.loof'kiemen , dat zijn
meestal poederachtige deelen, in natuur met knoppen overeenkomende
, uit het loof ontspruitende en tol stojhoopjes
(soredia) vereenigd.
SLEUTEL DER ONDERAFDEEL1NGEN
EN GESLACHTEN.
Onderafdeeling I. Met onbedekte vruchten. — De schild—
I jes ten laatste geopend , schijfvormig.
A. Het loof stengvormend, meer of min opgerigt, of
hangende. Het schildje altoos geópend en van eenen
rand omgeven. — Baardmosachtigen.
a. De scborslaag van het loof zich van het draadachtig
mergdeel afscheidende. De schildjes cirkelrond
, schildvormig , blaauwachlig. — Geslacht
I. Baardmos.
b. Het loof van binnen als op werk gelijkende , Lol
of met een vlokkig , zamenhangend merg-weefsel
gevuld. De schildjes cirkelrond, schijfvormig,
gekleurd. — II. Struikmos.
e.