
 
        
         
		289  kalkachtig  Schotehnos  ,  de  korst  eenigzins  kraakbee-  
 nig  ,  ruitachtig-wrattig,  blaauwacbtig  ,  dikwijls  meelachtig  
 w it ,  het  in  de  ruitjes  ingevoegd  plaatje  holrond  of  vlak  
 zwartachtig  of  blaauwachtig-bedauwd  ,  met  eenen  eigenen  
 van  den  loofachtigen  vlakken  afgescheiden  rand  ,  in het  eerst  
 gerimpeld  of gekarteld  ,  doch  daarna  los.  F ries. 
 PI.  Op kalk van oude muren bij Leiden,  van  Altera  ! 
 290  uitgehold,  Schotelmos  ,  de  korst wit-korrelig ,  gerimpeld  
 ,  blaauwachtig-aschgraauw ,  het  onderloof  wit;  de  
 schildjes  ingegroeid.  de  rand  van  de  bekervormige  en  
 blaauwachtig-zwarte schijf aschgraauw-zwartachtig en toebuigende  
 ,  in  den  beginne door eenen loofachtigen  en gekartel-  
 den rand overdekt.  Fries. 
 PI.  Op  de duinen  bij  Haarlem.  F. L.  Splitgerber 1  Op de  
 Hunnebedden  te  Borger  in Drenthe en op de batterijeu te  
 Helpen  bij  Groningen.  v.H. 
 Versch.  /? mosminnnnd,  de  korst  gerimpeld  ,  de schildjes  
 kleiner,  bet  uitpuilend  plaatje  bekervormig,  met  zamenge-  
 trokkene  opening,  de  loofachtige  rand  bijkans  verdwijne  
 de.  F ries. 
 PI.  Op  de  duinen  bij  Wassenaar.  W.  de  Haan  !  Op  de  
 duinen  bij Overveen  en  te Waalsdorp  bij  sGravenhage,  
 op  soorten  van  Cladonia  enz.  v.H. 
 XIII.  Navelmos.  De  schildjes  vrij  ,  aan  de  oppervlakte  
 geplaatst,  eerst gesloten,  daarna geopend en van  verschillende  
 gedaante.  De  schijf hoornachtig,  volwassen met spleten  of zeer  
 dikwijls  kronkelig-geplooid en met eenen  gebogenen  rand om-  
 geven.  Het  loof horizontaal,  kraakbeenachtig  en  als  uit  e'e'n  
 Blad  bestaande  ,  met  deszelfs  middelpunt  vastgehecht.  De  
 schildjes  altoos  zwart en  na het loof uitkomende.  F ries. 
 Alle  de  tot  dit  geslacht  behoorende  soorten  leven  alleen  
 op  steen  en  bepaaldelijk  alleen  op  graniet.  Zij  komen  ten  
 minste  zelden  op  steenen  van jongere  vormingen  voor.  F ries. 
 291  groot Navelmos,  het loof lederachtig getepeld, groen-  
 achtig-aschkleurig,  van  onderen  netvormig-holachtig  en 
 bruin