voeten voortkomen, van bruin groenacbtige kleur of iets
roodacbtig , van onderen met korte van boven met langere
takken bezet. De kleur blijft in de gedroogde exemplaren ,
e n wordt niet zwart, zoo als L y n g b i j e zegt.
PI. Bij Koehool. Bb. !
V . Desmarestie. Loof lederacbtig hoornachtig , plat of
draadvormig , tweenjig getakt, vruchtdragers uit knodsvor-
mige , middenpuntige , geleedde , veelal met een pluimpje
van confervenachtige draden gekroonde ligchaampjes, bestaande.
Esdlicher. 34i doorndragende Desmarestie. Loof zamengedrukt zeer
getakt, takken afwisselend, doornig, doorneu regtopstaande,
priemvormig.
Met het wortelschild aan sleenen , of volgens Lyngbije
aan groote Bruinwieren vastgehecht, langer dan 1 voet,
aan het voetstuk J lijn breed , naar boven steeds dunner en
met steeds kortere takken j kleur der gedroogde bruinzwart.
P l. Scheveningen. Verm. !
VI. Zee-eik.. Loof plat , gegaffeld of onregelmatig getakt,
met een plat wortelschild- Vruchtdragers eindelingsch,
gezwollen , met knobbeltjes , die aan den top doorboord
zijn , en doorschijnende zaaddoosjes vol van zwarte spori-
dien bevatten , vermengd met draderige kluwentjes.
34^ gemeene Zee-eik. Loof plat geribd lijnvormig gegaffeld
gaafrandig , met kogelvormige veelal twee aan twee
staande blazen voorzien, vruchtdragers eindelingsch elliptisch.
Ag.Z
eer afwisselend naar den verschillenden ouderdom en
groei