
 
        
         
		PI.  Nu  en  dan  op  Eucus  nodosus  langs  de Hollandsche  en  
 Vriesche kusten. 
 X i x .   Haaetwtjeswier.  Draden  zeer  getakt  zodevormend  
 olijfkleurig  ;  geledingen  doorschijnend  of met  eene  korrelige  
 zelfstandigheid gevuld.  Vruchten eindelingsch of zijdelingsch,  
 vastzittend of gesteeld,  kogelrond  of verlengd #  naar  haauw-  
 tjes  gelijkend.  Endl. 
 369.  gewoon  Haauwtjeswier.  Draden  fijn  en  digt  bij,  
 elkander  geplaatst  ,   zeer  getakt,  takken  en  takjes  allen  
 afwisselend,  geledingen  bijkans  dubbeld langer  dan breed ,  
 vruchten lancetvormig, toegespitst,  gesteeld.  L yhgb. 
 De  zeer  dikke  zode  hangt dikwijls  aan  andere  Algen  vast,  
 van  de  lengte eener  span  ,  groen bruin. 
 P t.  Tusscheü  Harlingen  en  Dijkshoek,  bij  Enkhuizen  en  
 elders  aan het  strand.  G. 
 ft*  roestkleurig.  Draden  iets  dikker,  zeer  in  elkander  
 gevlochten  ,  roestkleurig. 
 P I .   Koehool.  Br.  ! 
 370.  viltige Haauwtjeswier.  Draden zeer  fijn  ,  in  draadvormige  
 touwtjes  digt  in  elkander  gedraaid,  zeer  getakt;  
 takken  en  takjes  uit  elkander wijkend ,  geledingen  driemaal  
 langer  dan  breed.  Vruchtjes  eivormig-lancetvormig  gesteeld.  
 L y h g b . 
 De  onderste  deelen  der  draden  zijn  zeer digt  in  elkander  
 gedraaid,  en  vormen  als  het  ware  een  touw,  dat  naar  
 eenén  stam gelijkt,  2— 4  duim lang ,  en  van  buiten  met  een  
 vilt  uit  de  zeer  dunne  en  getakte  draden  omgeven.  De  kleur  
 der  versche  plant is  zwart-bruin ,  de  gedroogde  bleek  roest-  
 kleurig-grijs. 
 PI.  Aan  de  Vriesche  kust.  Br .  ! 
 TWEE