fijn, korreltjes rolrond-eivormig, verstrooid, naakt, in het
midden met 4 stippels.
Het is geene ware vertakking , maar slechts splijting van
de hoofddraden. Zode 2— 3 duim lang, vuil groen , bruinachtig.
Hangt zeer aan het papier. Zeer juist vergelijkt Lykg-
bte de houding dezer plant met die van Éctocarpus littoralis ,
welke gelijkenis zoo groot i s , dat men zonder vergrootglas
ligtelijk dwalen zoude.
PI. Bier en daar aan de Friesehe kust. Br. en v. H.
Rang VIII. Dbaadwieren.
Draden haarvormig, geleed, groenachtig, eenvoudig of getakt
, vrij of tot een net vereenigd; groene sporidiën in de
holte der geledingen veelal naar regelmaat geplaatst. — Leven
in hef zoute of zoete water , zeldzaam op de aarde aan vochtige
plaatsen.
Sleutel dek Geslachten.
a. draden duidelijk geleed.
1. vrij. Brondraad.
1 . netsgewijze verbonden. bVaternet.
3. ten laatste door zijdelingsche inmondingen onderling
vereenigd. Ladderdraad.
b. onduidelijk geleed.
1. draden doorschijnend vrij. Haardraad.
2. ---- ---- onderling doorvloehten. Gistwier.
3. —— ondoorschijnend vliezig paddestoelachtig.
_ FVierzwam.
XXX. Waternet. Geleede confervenachtige groene draden
tot een net vereenigd. De levendbarende geledingen sluiten een
aan de moeder gelijkend individu in zich..
Dit geslacht is zoo wel door de netsgewijze verbinding der
draden als door de voortplanting zeer merkwaardig.
398. gemeen bVaternet. De mazen van het net vijfzijdig ,
zelden vier- of zeszijdig.
Bruin-groen , op zacht stroomende wateren zwemmend,
zakvormig, 2 duim tot 1 voet lang, veelal aan halmen of takken
29 van