
 
        
         
		Wij  bézitten  slechts kleine,  i — 2 duim lange, exemplaren,  
 ■ die,  droog,  stijf  zijn,  bijkans  zwart;  nat,  slap,  bleek  
 roodachtig  en  geelkleurig.  Een  klein  wortelschild schijnt  op  
 eene  mossel  gezeten  te  hebben. 
 PI.  Vriesche  kust.  Bh. ! 
 356  bruin Haak]es-TVier.  Loof zeer getakt,  draadvormig,  
 takken  afwisselend  ,  priemvormig  regt  op  staande,  takjes  
 bundelsgewijze  penseelvormig  met  twee  knobbeltjes  aan  den  
 top ,  met  gesteelde  vruchtjes. 
 Eene  sierlijke  soort;  uit  een  zwart wortelschild  komen vele  
 looftakken  voort,  eene  palm  of  spanne  lang,  van  onderen  
 naakt.  De  uiterste  takjes  doorschijnend,  geleed.  Kleur roodbruin  
 ,  gedroogd  zwart-paarscb. 
 ■ PL  Harlingen.  Cl. Mulder ! 
 XII.  Halymenie.  Loof  verbreed  of buisvormig  ,  vliezig  
 •of  lederachtig,  purperkleurig,  knobbelachtige  vruchten  in  
 het loof liggend met  kleine  sporidien. 
 357  handvormige Halymenie.  Loof lederachtig vlak handvormig  
 gaafrandig ,  slippen  veelvormig-langwerpig  enkelvoudig. 
   Ag. 
 L o o f,  naar  de  getuigenis  van  Lyngbue  ,  bijeen  staande  ,  
 ongeribd ,  veelvormig  ,  somtijds  aan  den  rand  uitspruitend.  
 Purperkleurig  rood.  Yersch  en  gedroogd  naar  thee  riekend. 
 PI.  Op  het  strand te  Zandvoort.  G. 
 358  draadvormige  Halymenie.  Loof vliezig  ,  draadver-  
 mig,  buizig  (dikwijls  zeer  zamengedrukt)  bijkans  gevind  ,  
 vinnen  verlengd  van  gelijke  hoogte  ,  onverdeeld,  aan  den  
 voet  zeer  versmald.  Ag. 
 verscheid,  rijzig.  Loof  schaars-gevind  of  gegaffeld  zamengedrukt, 
   gekronkeld. 
 Een