
 
        
         
		P l.  Op  populieren  bij  Amsterdam ,  Groningen  ,  Heikop  bij  
 Yianen  eu  te  Vucht  bij  ’s Hertogenbosch.  v.H. 
 'Aamn.  Ik  heb  gemeend,  dit  plantje  ,  wegens  deszelfs  
 eigenaardige  houding,  afzonderlijk  te  moeten  vermelden,  
 hoewel  F ries  het  mede  onder  het  zwarte  Schriftmos  begrijpt. 
   —   De  Opegrapha macularis  echter  en  Op.  epiphega,  
 welke  niet  zelden  bij  ons  voorkomen ,  moeten  volgens  F ries  
 niet  'tot  de  Korstmossen ,  maar  tot  de  Zwammen  gerekend  
 worden. 
 De  schildjes  ingedoken  ,  uitbrekende  ,  meestal  omgeven  
 van  eenen loofachtigeu  onechten  rand. 
 3i 3  letter  Schriftmos  ,  de  korst  onder  de  opperhuid zich  
 vormend  ,  later  onbedekt  en  poederachtig  ,  de  schildjes  ingedoken, 
   uitbrekende  met  eenen  onechten  loofachtigen  rand,  
 de  randen  van  het  zijdelingsch  omvatsel  dun  uitloopende  ,  
 glad ,  de  schijf  lijnvormig  en  in  den  beginne blaanwachtig-  
 bedauwd.  Fries. , 
 P l.  Op  de  bast  van  allerlei  soort  van  hoornen  ,  vooral  wilgen  
 ,  eiken  en  beuken. 
 (3  slingerend.  ,  met  bogtige ,  zeer lange  schildjes. 
 Pl.  Op  eiken  en  beuken  bij  Utrecht,  Zeyst  en  Driebergen  ,  
 te  Groningen  ,  Haren  en Harendennoien.  v.H.  In  het  
 Beekberger  yvoud.  J. Wttewaall!  v 
 y  rondachtig,  met  verschillend-misvormde ,  dikwijls  eene  
 verbreede  vlek  vormende  schildjes. 
 P l.  Op  de  schors  van  Populus monilifera  te  Driebergen  ,  
 in  de  prov.  Utrecht.  v.H. 
 ?  XVII.  Coniatigium.  De  schildjes  aangedmkt,  rondachtig  
 vormeloos  of  langwerpig  ,  altoos  geopend,  zonder  
 omvatsel.  Er  is  een  aaneenhangend  blijyend  plaatje  in  gekleurde  
 zaadkiemen  vervallende.  —   Het  loof is  korstachtig  
 en  dun.  De  schildjes  bruin  ,  van  binnen  poederachtig  en  
 rosbruin.  F ries. 
 ? 3 i4  gewone  Coniangium,  de  korst  aaneenhangend  dun  
 witachtig,  de  schildjes  misvormd,  bruinachtig-zwart.  F ries. 
 Pl.