fe rva catenata L. niet onder de inlandsche planten opnemen ,
daar zij, zoo ver wij weten , slechts in de Middellandsche zee
gevonden is , en derhalve waarschijnlijk eene vergissing bij hare
determinatie plaats heeft gehad.
4o8. getakte Brondraad. Draden zeer getakt haarvormig .
kakken uitgespreid eenzijdig , de bovenste talrijk teruggebogen,
geledingen viermaal langer dan breed. Ag.
Vormt eene groote zode, en wordt door de talrijke en terug-
gebogen binnenste takken van de aanverwanten onderscheiden.
PI. In alle stilstaande wateren en regenbakken. G. Mq.
4oq. zijdeachtige Brondraad. Draden zeer getakt, onderste
takken kransvormend of driegaffelig, bovenste tegenoverstaande;
laatste takjes bijkans eenzijdig, bundelsgewijs , dicht
bij elkander geplaatst, geledingen vijfmaal langer dan breed
(in de bovenste). L y n g b y e . ,
Uit een aan steenen en andere voorwerpen bevestigd wor-
telschild, ontspringen draden ter lengte van voet, zode-
vormend, bundelsgewijs geplaatst, slap, iets dunner dan
menschenhaar en zeer getakt. De lengte der geledingen is verschillend
; de ondersten zijn twee- tot driemaal, de bovensten
somtijds zesmaal langer dan breed. De doorschijnende geledingen
zijn met eene groene stoffe niet geheel gevuld. De
gewrichten zijn niet zoo geheel ondoorschijnend als Lykgbye
voorstelt. — De zelfstandigheid is vrij taai, groen of geelgroen.
Hangt aan het papier. In den gedroogdeu toestand ziet men somtijds
de geledingen zamengesnoerd.
PI. Op het strand bij Koehool. Br. ! In plassen van Zuid-Hol-
land. Mq.
4 io . bezemachtige Brondraad. Draden zeer dun, onregelmatig
getakt, takken afwisselend, bezemachtig, geledingen
rolrond, tweemaal tot zesmaal langer dan breed, doorschijnend
of met groene korrels gevuld.
Eenigzins digte zoden 1— i 1/» duim lang, aan hout onder
water bevestigd , groen-grijs van kleur , verkleurd ; zeer
dunne draden, veel dunner dan menschenhaar, naauwelijks
met het ongewapende oog te onderscheiden , slap, slijmerig ;
de hoofdtakken iets dikker , stijf, vast aan het hout bevestigd,
de