
 
        
         
		z e e r   k o r t ,   t o t   e e n e   e e n v o rm i g e   k o r s t   d i g t   z a m e n g e v l o c h t e n   ,  
 b l a a u w a c h t i g   ,  g e l e d in g e n   1 / ï   l a n g e r   d a n   b r e e d .   A g a r d h . 
 PI.  Op  oud verrot hout,  op vochtige en beschaduwde plaatsen  
 en in  beslotene kelders.  G. 
 Aanmerking.  De  Byssus  Jolithus van d e   G o r t e r   moet  tot  
 de Zwammen gerekend  worden. 
 Rang  IX.  G e l e iw i e r e * . 
 Draden  eenvoudig  of  g e tak tzon d e r  of met geledingen,  of  
 bolletjes,  in  eene  groene,  gekleurde  of  helderegeleivan bepaalden  
 vorm besloten. 
 Bewoners  van  zout  of  zoet water  en van vochtige plaatsen ,  
 bij  gebrek  aan vochtigheid  indroogend,  bij  herstelling derzelve  
 weder  uitzettend en herlevend. 
 Aanmerking.  Door de draden naderen zij aan den voorgaan-  
 den  rang;  in  de  verte kunnen  zij met de Tremella’s  onder de  
 Paddestoelen vergeleken worden. 
 S l e u t e l   d e r   G e s l a c h t e n . 
 a.  moeder-gelei doorschijnend  bijkans onzigtbaar. 
 Drapanaldie. 
 b.  — — —— van bepaalden vorm. 
 1 .  bijkans kogelrond,  met stralende geleedde draden. 
 FVatererwt. 
 2 .   --------of gelobd ,  draden geleed.  Haargelei. 
 3.  geledingen  knoopachtig,  met  kransvormende  takjes. 
 Kikvorschzaad, 
 4 «  geledingen  bijkans  kogelvormig,  los  tot eenen draad  
 vereenigd.  ,  Kogelrei. 
 5.  loof geleiachtig  ,  met  kromme kroeze draden. 
 Sterreschot. 
 XXXVI.  D r a p a n a l d i e .  Draden  confervenaehtig  geleed,  
 met  peneeelvormige  takken ,  welke  van  eene zeer dunne gelei  
 omgeven zijn.  Geledingen korreldragend. 
 Aanmerking.  De' plaats  van  dit geslacht  in het  sjstema  is  , 
 niet