
 
        
         
		Versch.  p.  meelachtig  ,  de slippen van bet loof opgaande ,  
 aan  den  rand korrelig-bepoederd ,  meestal zonder schildjes. 
 PI.  Op  de  boomstammen  vooral  in  schaduwachtige  en vochtige  
 plaatsen ,  hij  Amsterdam ,  Groningen ,  enz.  v.H.  Bij 
 Leiden.  J. W ttewaall!  '■ 
 261  bruingraauw  Schildmos  ,  het  loof  eenigzins  vliezig,  
 hlaauwachtig,  doch  met  geen  waas  bedekt,  van  onderen  
 bleek  ,  met  zwartachtige  vezeltjes;  de  schildjes  ingegroeid-  
 ongesteéld,  met  vlakke  zwartachtige  eenigzins  met  waas  
 bedekte  schijf,  en  gaven  rand.  F bies. 
 De  kleur  dezer  plant  is ascbgraauw-bruinachtig.  De  schildjes  
 vlak ,  geheel  ongesteeld  ,  ja  bijkans  ingegroeid }  zwart. 
 PI.  Op  eenen  ouden  wilgenstam  ,  aan  de  Lek bij  Vreeswijk  
 aan  de  Vaart.  v.H. 
 262  stervormig  Schildmos,  het  loof  eenigzins  kraakbee-  
 nig  ,  blaauwachtig,  naakt,  zonder  waas  ,  met  veelspletige  
 van  onderen  witachtige  en  vezelige  slippen  ;  de  schildjes  ongesteeld  
 ,  met  gezwollenen  nagenoeg  gaven  rand  en  bruinzwarte  
 ,  eenigzins met waas  bedekte  schijf.  F ries. Het  loof  is  van  boven  glad,  door  geen  waas  bedekt,  
 deszelfs  randen  somwijlen  opgaande en poederachtig.  Nooit  
 wordt zij echter groen door de vochtigheid.  —  Zij is meestal  
 fijner  dan  het  witbedauwde  Schildmos  ,  zoodat  de overgang  
 tot  de  fijnere  verscheidenheid  P  of  de  Borrera  lenella  van  
 AcnARius zeer duidelijk wordt opgemerkt. 
 PI.  Zeer  algemeen  op  alle  boomstammen. —  de  Gorter  en  
 Meese  schijnen  ons  toe  deze  soort  met  n°.  25g  gezante  
 ntlijk  onder  den  naam  van het stervormig Schildmos  
 begrepen  te  hebben. 
 Versch,